Christus Koning 2024
Wij sluiten vandaag met het hoogfeest van Christus Koning het kerkelijk jaar af. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar niets is minder waar. Dat feest is door paus Pius xi in 1925 op de liturgische kalender geplaatst. Dat is naar kerkelijke begrippen nog niet zo lang geleden. Het kreeg toen de plek op de zondag voor Allerheiligen, want die heiligen deden het meest recht aan dat koningschap van de Heer, maar bij de liturgische vernieuwing van Vaticanum Twee in de jaren 60 van de vorige eeuw verhuisde het pas echt naar de laatste zondag van het kerkelijk jaar en werd de naam ook nog veranderd. Feest van Christus Koning werd toen feest van Christus, Koning van het heelal.
De aanleiding voor de invoering van dat feest was tweeërlei. In 1925 vierde men het 16e eeuwfeest van het concilie van Nicea en om dat te gedenken schreef de paus niet alleen een encycliek, maar hij voerde ook een feest in, want hij was van oordeel dat een feest meer het hart van mensen zou raken dan een papieren document, hoe mooi de tekst ook was. Wat zou- tussen haakjes- de kerk en samenleving niet winnen als ze in plaats van al die documenten meer werk zouden maken van vieringen, als ze met mensen levender en spelenderwijs het lief en leed zouden vieren en zo mensen zouden samenbrengen en verbinden. Maar naast dat eeuwfeest had de paus nog een tweede reden om dat feest op de kalender te zetten. Rond 1925 waren er een aantal stromingen in de maatschappij in opgang die een greep deden naar de macht: fascisme, communisme en socialisme. Met het feest van Christus Koning wilde de Paus duidelijk maken dat de enige die macht toekwam Christus was. Hij was en is de enige die de wereld werkelijk redden kan. En zo kregen wij, katholieken, een feest om ons geloof te sterken en de machten dezer eeuw op hun plaats te zetten.
Nu zijn wij honderd jaar verder en is het een goed moment om ons de vraag te stellen hoe het staat met dat koningschap en hoe wij er mee omgaan. Is er in het verleden misschien al te triomfantelijk met dat koningschap omgesprongen en is Jezus niet te vaak bekleed met het beeld van de machthebbers van deze eeuw? Koningen en politieke leiders, die zich met macht en groot vertoon laten gelden, het gebruik van geweld niet schuwen en de waarheid inruilen voor nationale of persoonlijke belangen. Hoe verhoudt zich dat tot het koningschap van Christus?
Het evangelie van vandaag vormt daarmee een groot contrast. Ons wordt geen koninklijke Jezus getoond, met macht en majesteit bekleed. Integendeel, hier zien wij iemand die van straat is opgepakt, iemand die is gearresteerd en onder valse beschuldiging voor de hoogste rechterlijke instantie wordt gebracht. Pilatus weet er niet goed raad mee en hij is hem liever kwijt dan rijk. Wat moet hij met deze man: ‘Zijt gij de koning der Joden?.’ Uit zijn vragen blijkt geen enkele persoonlijke betrokkenheid. Hij praat anderen na, heeft het van horen zeggen, en wijst naar anderen in plaats van zelf ernst te maken met de beschuldiging. Wat waarheid is lijkt hem niet te interesseren. Maar op zijn vraag naar Jezus’ koningschap krijgt hij een antwoord dat hem en ons te denken zou moeten geven.
Laten wij er een ogenblik bij stilstaan. Op de vraag ‘wat hebt Gij gedaan?’ geeft Jezus aan Pilatus te verstaan dat zijn koningschap niet van deze wereld is, want daar komt altijd geweld aan te pas. En Jezus heeft Petrus juist bezworen het zwaard in de schede te steken. Met wapens en geweld is nog nooit een rijk van vrede voor allen gesticht. Is dat koningschap van Jezus dan niet voor deze wereld. Dat zegt hij niet. Het is niet ván deze wereld maar het is wel voor deze wereld. Alleen vergt dat een ander instrumentarium dan wapens en geweld. Als wij geroepen zijn te leven als Gods kinderen, allemaal gelijk maar niet hetzelfde, dan is geweld niet de manier om verbinding en verbond te stichten. Dat koninkrijk van God wordt niet opgebouwd door mensen tegen elkaar op te zetten, door ze tegen elkaar uit te spelen of de ander minder te achten dan jezelf. Dat Koninkrijk van God vraagt om een luisterend oor en om meeleven en meelijden zoals Jezus ons heeft voorgedaan. Het vraagt om trouw aan de waarheid.
En daarmee komen wij aan het tweede deel van Jezus’ antwoord aan Pilatus: ‘Koning ben ik. Hiertoe ben ik geboren en in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid’. In het vervolg, dat we vandaag niet hebben gehoord, antwoordt Pilatus daarop: ‘wat is waarheid?’ We zullen nooit zeker weten of hij zijn vraag stelt uit minachting of nieuwsgierigheid. Maar het feit dat hij Jezus uitlevert, laat zien dat hij het met de waarheid niet zo nauw neemt.
Voor ons is het laatste getuigenis dat Jezus van zichzelf geeft van het grootste belang. Zijn koningschap is er een van het dienen van de waarheid. Nu weten wij dat er in onze huidige maatschappij nauwelijks meer waarheid lijkt te bestaan. Was het vroeger anders? Ik weet het niet, wel zien wij dat onwaarheid, nepnieuws, complottheorieën, en zo meer, zich met een snelheid verspreiden die vroeger ondenkbaar was en dat het zich voordoet in alle lagen van de samenleving. Tot schade van allen.
Maar wij hebben een koning die geboren is en onder ons gewoond heeft om de waarheid te dienen tot aan zijn laatste ademtocht, die er niet van afgeweken is toen zijn leven op het spel stond. Voor hem was waarheid geen abstract begrip, maar trouw aan het leven van ieder mens om hem of haar als kind van de Vader te eerbiedigen en te dienen, opdat God in alles en allen verheerlijkt wordt en vrede aller deel wordt.
Willen wij die Koning eren, dan zullen wij in zijn voetstappen moeten treden en de waarheid hooghouden, koste wat het kost, wetend dat de waarheid ons zal vrijmaken en leven geven in Gods licht. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars
20241124 Christus Koning Bjaar Dan. 7,13-14; Apok. 1,5-8; Joh. 18,33b-37