De legende van de steen ostelaen

Inhoud van de blog

Over de schenking van het gouden altaar door Gravin Hildegard heb ik in de vorige blog (08) geschreven. Dit bijzondere geschenk wordt in de kroniek van Egmond, beschreven door de karmeliet Johannes van Leyden, vermeld als volgt: “daar en boven heeft de Gravinne Hildegaart aan de Kerke van Egmond geoffert een Altaar-tafereel, schitterende geheel van goud, met vele onwaardeerlyke edele gesteentens vercierd, uit wiens bovenst top men zegt dat de steen Ostulanus, die ’s nachts de gehele Gerw-kamer met glinsterende straalen verlichtte, en den geenen, ie hen by zich droeg, onzichbaar maakte, gestoolen is.”.
Deze vermelding van de steen Ostulanus en haar diefstal heeft al eeuwen mensen geïntrigeerd. De schrijfster Marie Koenen [1] heeft bij gelegenheid van de heroprichting van onze abdij een bundel genaamd Egmond verhalen geschreven. Een van de verhalen gaat over de steen ostelaen. Ik wil hier een samenvatting geven van dit verhaal.

“De oude Ebba zat op de bank voor haar hut en zat daar te wachten op de grote vogel, een ooievaar. Ze vergat hierbij haar werk achter het spinnewiel. Ze kon alleen nog maar denken aan deze bijzondere vogel die zij gevonden had met een gebroken poot. Langzaam benaderde ze de vogel en na zijn vertrouwen gewonnen te hebben wist ze zijn poot te verbinden en hem te verzorgen tot hij volledig genezen was. Negen dagen had hij daar gezeten op het nest dat zij gebouwd had tussen de appelbomen. Vanmorgen was hij plotseling weg. In haar verdriet om zijn vertrek, ze was immers aan hem gehecht geraakt, zat ze nu voor zich uit te staren. Ze had graag met hem gesproken, ook al deed hij niet anders dan naar haar kijken als ze sprak. Ze sprak over de naderende winter en de zorgen die ze had voor de komende kou. In zijn blik had zij iets van begrip gelezen. Zij en alle horigen van Graaf Dirk II hadden altijd moeite in de winter, ze was immers arm en afhankelijk van het spinwerk dat zij deed. Er was ook nog eens constant angst voor de opstandige west-Friezen die de Kennemers en de Graaf constant bedreigden. Met een zucht ging ze achter haar spinnewiel zitten en verzuchtte “geef Sint Adelbert, dat wij door uw voorspraak mogen verkrijgen, wat wij door eigen kracht niet verwerven kunnen”. 

Ze had de naam van Sint Adelbert nog maar net uitgesproken of ze hoorde een wiekslag boven de appelbomen en ze zag de majestueuze vogel neerstrijken voor haar hut. Daar stond hij op zijn genezen poot de ander onder zijn veren opgetrokken. Hij boog zijn kop en liet vlak voor haar voeten een fonkelende ronde edelsteen neervallen. Hij sloeg zijn vleugels uit en vloog met een grote boog weg. Hij kwam toch nog even om haar te bedanken. Nadat zij de vogel natuurde totdat hij een klein stipje was aan de hemel, boog de oude Ebba zich over naar de steen die de vogel had laten vallen. Het was een doorzichtige steen maar het bijzondere aan deze steen was toch wel dat ze wisselde van kleur, van rozerood naar goud en dan weer hemelsblauw. Dit moest wel een kostbaarheid zijn. Ebba werd ongerust, hoe kon zij in haar schamele hut zo een schat bewaren. Wat moest zij er sowieso mee doen, ze zou nooit meer rust kennen als ze deze steen zou houden. Opeens wist ze wat te doen! Met de steen stevig in haar hand geklemd ging zij gelijk op weg naar het huis van de Graaf van Holland. Gravin Hildegard had veel edelstenen, zij zou vast wel weten wat te doen met dit exemplaar. 

In de Hal van het grafelijk hof zaten de Graaf en Gravin op ivoren zetels. Naast hen stonden hun zonen Aernout en Egbert, als prinsen gekleed. Omringd door hovelingen en kunstschatten ontving het grafelijk paar onderdanen die vragen of klachten hadden. Vandaag gin Ebba als laatst van allen naar binnen, het was de eerste keer. Gravin Hildegard was verbaasd en verwonderd toen de oude Ebba de edelsteen in haar handen legde. Door de glans van de steen verbleekte alle pracht en praal van het hof. “dit kan niet anders dan de steen Ostelaen zijn” riep de Gravin uit “de steen Ostelaen, die alle licht en kleur van zon, maan en sterren, van zee en hemel, van lentebloei en zomerrozen in zich bevat en zelfs de donkerste nacht verheldert tot een klare morgen. Deze steen is ooit gestolen en lang vermist geweest. Hoe komt u aan zo een uitzonderlijke steen?”. De oude Ebba vertelde over de ooievaar en hoe hij deze steen bracht terwijl zij Sint Adelbert aanriep om zijn bescherming voor het Kennemerland. “Zou het kunnen zijn, Ebba, dat de steen aan Sint Adelbert geofferd moet worden?” vroeg de Gravin, “maar ik moet u zeggen dat deze steen meer waard is dan alle juwelen en edelstenen die ik heb. Het zou zeker te veel gevraagd zijn van u die op uw oude dag nog moet werken om rond te komen. U bent zeker de rijkste vrouw van Kennemerland geworden.” Ebba schrok hiervan en zei snel, “nooit heb ik naar rijkdom gezocht het zou alleen maar een last zijn in deze onzekere tijden. Nee u hebt gelijk, de ooievaar heeft de steen vast gebracht om hem te offeren aan Sint Adelbert opdat de heilige Adelbert u en mij en heel het Kennemerland zal beschermen”. De graaf die het hele gesprek tussen zijn vrouw en de oude spinster heeft gevolgd sprak plotseling, “ik denk dat Sint Adelbert weinig gediend zal zijn met zo een kostbare schat, het zal zeker rovers en plunderaars aantrekken. Moeder Wulfsit en haar zusters in het houten klooster zijn kwetsbaar met zulk een schat.” De gravin antwoorde haar man, “En deze kapel en dit klooster zijn wel goed genoeg om het gebeente van onze beschermheilige te herbergen en het gebeente van uw ouders?” Beschaamd boog de graaf zijn hoofd “te veel heb ik gedacht aan de verdediging van mijn eigen huis en het veiligstellen van mijn eigen eigendommen. Ik zal een stenen klooster bouwen en weerbare monniken hier laten wonen. Maar moeder Wilfsit heeft met haar zusters oude rechten hier. Zij is immers degene aan wie de Heilige Adelbert gevraagd heeft om zijn relieken op te graven en te vereren.” Als dit uw plan is” sprak de gravin “dan zal ik met Moeder Wilfsit spreken over deze ontwikkelingen. En u Ebba, haal uw bezit en uw spinnewiel dan kunt u hier onder mijn hofdames verblijven en voor mij spinnen.”  

Gravin Hildegard nam de steen en ging naar het kleine houten klooster. Ze toonde de bijzondere steen aan de oude Moeder Wilfsit en vertelde het verhaal van de ooievaar en de oude Ebba. De steen lag fonkelend in de tere hand van de Overste. “Dit kan haast niet anders dan dat deze steen uit de kroon van Sint Adelbert komt” sprak de oude zuster, “als het zijn wil is dan zal ik met mijn zusters naar een andere plaats gaan opdat dit klooster in steen mag worden opgebouwd en door broeders van onze benedictijnse orde worden bewoond. Wij zullen uitwijken voor weerbare mannen die dit heiligdom kunnen beschermen.” De gravin sprak tot haar, “ de graaf geeft u een nieuw huis in Bennebroek op het landgoed dat hij daar bezit.” Moeder Wilfsit sprak, “dan zullen wij daar in gebed verder leven zonder nog nieuwe zusters aan te nemen.” De gravin beloofde “ik zal een gouden altaartafel laten maken waar ik deze bijzondere steen zal plaatsten zodat haar glans straalt over de reliekschrijn van Sint Adelbert”. 

En zo was het dat de steen Ostelaen haar plaats kreeg in de kerk van de Abdij van Egmond, welke verrees in steen en een grote rol speelde in de opbouw en bestuur van het Graafschap Holland.

[1] Egmond-verhalen, M. Koenen, uitgeverij Joh. Roosenboom, Heerlen.

Broeder Adelbert o.s.b

Index

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden