Kerkwijding 7 oktober 2024
‘Als de ziel ziek is, heeft dat ook zijn weerslag op het lichaam’. Dat is een citaat uit de preek van vorig jaar op het hoogfeest van kerkwijding. Toen ging het over de zorgelijke staat van ons aardse huis, de schepping, en over de niet minder zorgelijke staat van de kerk, ons geestelijk thuis. Geen van twee lijkt dit jaar in een betere conditie te verkeren, integendeel. Het zou een reden kunnen zijn om de preek van vorig jaar te herhalen. Maar het lied waarmee wij deze feestdag begonnen tijdens de lezingendienst zette mij op een ander spoor. Daarom moet Zacheüs vandaag misschien in de boom blijven zitten.
Wij zongen in de vroege morgen het lied dat begint met de woorden ‘dit huis gereinigd en versierd’. En de laatste regel van het slotcouplet eindigt met de woorden ‘en maak ons tot uw heiligdom’. Wat bij het begin een simpel huis is, een stenen optrek, is aan het eind een heiligdom, niet van hardgebakken stenen, maar van vlees en bloed. Wij zongen immers ’maak ons tot uw heiligdom.
Daarmee is in een paar woorden gezegd dat het feest van kerkwijding niet gaat om een stenen gebouw, maar om een geloofsgemeenschap. Maar pas op, dat is misschien tekort door de bocht, want al die jonge mensen die op zoek zijn naar een woning weten maar al te goed, dat het almaar wachten daarop een aanslag is op de opbouw van een leefgemeenschap. En dat geldt ook voor de geloofsgemeenschap. Waar ze geen plek heeft om samen te komen, waar die wordt afgebroken, zoals in ons dorp nu het geval is, daar is het gevaar groot dat de gemeenschap ook verdwijnt. Of je daarvoor een heel grote kerk moet hebben, is een ander verhaal. Maar zoals de ziel niet kan bestaan zonder een lichaam, zo is het ook voor een geloofsgemeenschap zonder een huis. Die twee hebben elkaar nodig.
Maar nu terug naar het lied van hedenochtend. Het begon zoals gezegd met een stenen huis gereinigd en versierd en het eindigde met een heiligdom van levende stenen. Maar voor het zover is, moet er wel een en ander gebeuren. Het huis moet op orde zijn, want als het er een varkensstal is, komt er geen mens. Niet alleen de architectuur, maar ook de inrichting en de orde en netheid van een gebouw doen iets met een mens. Dat is niet allemaal om het even. Maar daarmee zijn we er nog niet, want als die kerk geen bezoekers krijgt, geen mensen die er iets, ja iemand komen zoeken, kan er geen huis uit levende stenen worden opgebouwd. En dat is toch waar het ten laatste om gaat: dat er een levend gemeenschap wordt opgebouwd, hier in dit huis. Een
gemeenschap die als ze de kerk verlaat staat als een huis, waar men elkaar weet te dragen en te dienen als het ene lichaam van Christus met zijn vele ledematen.
Maar hoe zal dat geschieden? Het lied vertelt het ons. Er is sprake van mensen die in dat huis “komen in lief en leed”. Dat huis wacht op ons, we zijn er welkom en het verwacht ons zoals wij zijn. Met onze vreugde en ons verdriet, met onze zorgen en onze dromen. Want dit huis is nog voor er iemand binnengaat een bijzonder gebouw. Iedereen kan er binnenlopen. Dat kun je bij een huisdeur niet doen, maar bij de kerk kan dat, en je vindt er altijd gehoor, hoe stil het er soms ook is.
Tegenwoordig is het zelfs te stil op veel plekken. Niet dat de Heer er niet zou zijn, maar wij mensen laten de deur links liggen en dan wordt het binnen stilaan een leeg huis waar geen ontmoeting meer plaats vindt. En juist daarvoor is het toch gebouwd. Dat wij in de kerk een plek hebben waar wij de Heer kunnen ontmoeten in zijn woord en aan de tafel waar je wordt genodigd. om vrienden te worden met hem en met elkaar, om tot een levende gemeenschap te worden opgebouwd waarin het leven wordt gevierd en gediend.
Wij komen in dit stenen gebouw dat aan de Heer is toegewijd om te worden opgebouwd tot een levende tempel, het lichaam van Jezus Christus. En die transformatie, die transfiguratie komt maar tot stand omdat niet alleen wíj naar dat kerkgebouw komen, maar omdat ook de Heer naar dit huis komt. ‘Wij komen hier in leef en leed’ zo zongen wij vanmorgen, maar we zongen ook ‘kom haastig, Here Jezus kom en maak ons tot uw heiligdom.’ Ja, er klonk zelf ‘dat Christus in ons midden zij’. Dat komen en die aanwezigheid van de Heer maakt van dit huis een bruiloftszaal. Hier wordt de bruiloft gevierd van God met de mensen, een verbond waar hemel en aarde elkaar raken. Het is de plek waar wij vieren dat God zich op leven en dood met ons verbonden heeft, voor goede en kwade dagen. In Jezus geeft Hij zich met huid en haar, met hart en ziel, tot aan zijn laatste ademtocht. Aan zijn tafel roept hij ons samen en breekt hij ons het brood en reikt ons de beker, tekens van een liefde die zichzelf niet telt en sterker dan de dood. En wie daarvan eet en drinkt, wordt van zijn Geest vervuld, wordt opgenomen in het lichaam van Christus. Waar dat aan ons geschiedt, wordt het lied vervuld waarin wij in de laatste strofe zongen “En laat eendrachtig samenzijn op ons gebed het amen zijn”. Moge dat ons op deze verjaardag ten deel vallen. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars