Preek 11 augustus 2024
Afgelopen dinsdag vierde de kerk het feest van Jezus’ verheerlijking op de berg. Voor monniken is dat een van de mooiste feesten van het jaar. Dit jaar was het extra feestelijk omdat een van onze broeders zijn eeuwige professie aflegde en daarmee getuigde van zijn vertrouwen dat God zich door hem wil laten zoeken en vinden in deze gemeenschap, op deze plek, door trouw te leven in overgave aan het woord van de Schrift. De viering was bijzonder sfeervol omdat de kerk bomvol was, met mensen die van harte deelden, en dat uitten in gebed en zang. We vierden samen en wisten de Heer aanwezig in de gemeenschap.
Vandaag horen we van de weg die de profeet Elias moest gaan. Elia was een dappere profeet die geprobeerd had om het volk van Israël en de ontrouwe koning Achab weer terug te brengen tot de dienst aan de ware God. In zijn eentje had de profeet een wedstrijd georganiseerd met de 400 profeten van Ba’al om te zien wiens God vuur zou produceren om een offerstier te verbranden. Hij had gewonnen – of liever de ware God van Israël had gewonnen. Het was een grote triomf. Maar daarna zakte zijn moreel in, omdat hij de wraak vreesde van koningin Jezebel, die een aanhanger van Ba’al was, en die hem met de dood bedreigde.
Daarom vluchtte hij naar het zuiden van het land, waar dit grenst aan de wildernis, en dat is waar we hem in de lezing van vandaag terugvinden. Elia wenste dat hij dood was. Alles is hopeloos, hij heeft geen energie meer en geen hoop; maar dan komt God hem tegemoet. Een engel – een schepsel buiten de gewone gang van zaken – wekt hem en gelast hem een broodje te eten, gebakken op de hete stenen naast hem. In de kracht van dat voedsel loopt hij dan helemaal naar de Horeb, wat een andere naam is voor de Sinaï, de plaats waar God oorspronkelijk een verbond sloot met het volk Israël.
Hij deed veertig dagen en veertig nachten over de reis, wat ons herinnert aan de veertig jaar die het volk Israël, op de vlucht uit Egypte, nodig had om het beloofde land te bereiken.
Ook Jezus toont zich een leraar die zijn volgelingen voedt met wonderbaarlijk brood en hen leert te leven naar Gods wil. Jezus is de leraar die niet alleen de waarheid leert, maar ook zichzelf geeft als het brood dat wie in Hem geloven naar de waarheid brengt.
“Niemand kan tot mij komen tenzij hij getrokken wordt door de Vader die mij gezonden heeft”. Hoe worden wij getrokken door de Vader? Is dat niet als wij ons eigen beperkte inzicht durven prijsgeven, niet toegeven aan de zucht om te mopperen die ieder mens is aangeboren, maar ons open stellen voor Gods genade, en vervuld worden van een geest van geloof en vertrouwen? Als God ons hart verruimt en moed geeft om onze weg te vervolgen?
Dat gaat niet altijd zo gemakkelijk. Soms kunnen we, net als Elia, diep ongelukkig zijn met hoe de dingen zijn en verlangen naar verandering. We moeten het dal door van teleurstelling, de woestijn van onmacht. We dreigen alle uitzicht te verliezen, en vervallen in gemopper en gemor, zoals de Israëlieten in de woestijn en zoals de Judeeërs als ze Jezus’ woorden horen.
Op onze aardse pelgrimsreis worden wij bekoord door ontmoediging, gemopper en kritiek. Daaraan lijkt niet te ontkomen. De Judeeërs ergeren zich eraan dat Jezus zegt: “Ik ben uit de hemel nedergedaald.” Hoe kan een mens dat zinnig zeggen? Zij kennen immers zijn ouders. Zij denken dat zij Hem helemaal kennen. Maar zij kennen Hem maar zeer ten dele. Zij missen het inzicht waarvan het begin van het Vierde evangelie getuigt: “In het begin was het Woord, en het woord was bij God, en het woord was God.” Zij hadden nog een hele weg af te leggen om tot beter begrip te komen, tot dieper geloof. Het moet hen door Gods genade worden ingegeven te kunnen geloven dat Jezus niet gewoon een mensenkind is, maar de Mensenzoon, die van boven komt.
Jezus gaat niet redeneren met zijn critici. Hij biedt hun eenvoudig zijn voedsel aan, zoals de engel brood gaf aan Elia. “Eet, sta op en loop.” Eet met een gelovig hart. Voedt u met geloof. Uit kracht van dat voedsel kunt u uw weg gaan en zult u de Vader leren kennen.
Zusters en broeders, de gave van de eucharistie wordt dikwijls beschouwd als het brood voor de engelen, maar ook als beloning voor wie de volmaaktheid hebben bereikt. In het verleden waren pastores dikwijls vanuit ontzag voor de heiligheid van dit geheim vooral bekommerd om mensen van communiceren te weerhouden die niet voldeden aan de kerkelijke norm. Denk maar aan de jansenisten. Maar biedt de Heer zich in deze intieme zelfgave niet aan juist om mensen op te richten uit hun moeilijke omstandigheden, om hen nabij te zijn in hun pijnlijk onvermogen; als voedsel voor reizigers, pelgrims, mensen onderweg? Spreekt onze paus niet graag over de kerk als veldlazaret? In de eucharistie komt Jezus de mensen te hulp die willen opstaan en verder gaan op weg naar God en met de hulp van God. Iedere viering begint met een algemene schuldbelijdenis, en alvorens te nuttigen herhalen we die belijdenis van ieders nood aan Gods barmhartigheid. Wij willen de moed niet opgeven, maar opstaan en uit kracht van de hemelse gave verder gaan. Om, zoals Elia gesterkt door dit hemels brood onze missie aan te kunnen, de tocht door de woestijn te kunnen volbrengen. Eet, sta op en loop! Anders gaat de reis uw krachten te boven.
Als wij gelovig, deemoedig en vertrouwvol het brood tot ons nemen waarin Jezus zich aan ons geeft ontvangen wij van Hem het onderpand van eeuwig leven.
Want uiteindelijk is de God door wie we onderwezen worden de God die ons niet alleen woorden geeft die juist zijn, maar zijn eigen Persoon. Wanneer een echt waarheidsgetrouw persoon met ons praat, weten we dat hij niet alleen woorden spreekt, maar iets van zich zelf met ons deelt. Zijn woord is niet vrijblijvend; het staat voor wat het zegt. En zo is God. Het komt erop aan hoe wij nadat wij hebben gecommuniceerd onze weg vervolgen. Communie ontvangen zonder zijn woorden ter harte te nemen, zonder te luisteren, is onvruchtbaar. Uit kracht van zijn woord onze weg vervolgen, ons laten leiden door het evangelie: dat transfigureert ons leven, en leidt naar de hemelse heerlijkheid. Moge deze viering ons sterken in dat geloof.
br. Gerard Mathijsen
Zondag XIX dhj B 11 augustus. Lezingen: 1 Koningen 19:4-8; Efeziërs 4:30 – 5:2; Johannes 6:41-51