Boeteviering Witte Donderdag

Wij zijn aan het eind van de veertigdagentijd, vanavond beginnen wij met de viering van de avondmaalsviering het Triduum Paschale, de doortocht van dood naar leven in Gods licht. Veertig dagen waren ons gegeven als voorbereiding, dagen van bezinning, misschien ook dagen van beproeving. Op welk kompas hebben wij gelopen? Welke weg zijn wij gegaan? Hoe  de weg ook is gelopen, laten wij ons nu toevertrouwen aan Gods barmhartigheid, die steeds bereid is een nieuw begin met ons te maken.

***

De Schrift heeft ons ook in deze veertig dagen begeleid en zojuist werd ons nog een van die overbekende verhalen uit de schat van ons geloofsgeheugen voorgelezen. Die gelijkenis van de barmhartige Samaritaan is met al zijn beeldtaal een korte samenvatting van heel de catechismus. Wie nog weet heeft van de oude catechismus kan hier zelfs een verbeelding zien van de eerste vraag: waartoe zijn wij op aarde? Simpele vraag, er komt geen moeilijk woord in voor, maar als wij kijken hoe de vraag in het leven beantwoord wordt, blijkt het minder eenvoudig.

De wetgeleerde krijgt aanschouwelijk onderwijs met de gelijkenis die Jezus vertelt.

Zijn vraag krijgt van  Jezus een wedervraag die naar de Schrift verwijst. Wat lees je daar en hoe lees je? En dan horen wij uit de mond van de Schriftgeleerde het eerste en het tweede gebod: God beminnen en de naaste als zichzelf. Dat zijn de fundamenten van ons menselijk bestaan. Die dragen, als het goed is, ons doen en laten. Wij zijn niet alleen op de wereld en het leven is een gave, het is ons geschonken. Wij zijn niet zelf de maker van ons bestaan ondanks alle technische vernuft. God en mens beminnen, dat wil dus zeggen dat ons bestaan een netwerk van relaties is, een delicaat weefsel dat van een ongekende schoonheid is, maar ook van een kwetsbaarheid die vraagt om bijzondere zorg en aandacht. Een netwerk dat trouwens heel de schepping omvat en doortrekt.

Hoe gaan wij, hoe gaat onze samenleving om met dat levende weefsel? Het verhaal geeft te denken. Hoe oud het ook is, het lijkt van alle tijden. Je kunt er de krant en de moderne media naast leggen. Het minste wat je er van kunt zeggen is dat we niet in het paradijs leven. Gods tuin die aan Adam en Eva was toevertrouwd,  zij wisten hem niet op de gepaste manier te bewonen en zij kregen een andere plek toegewezen om een nieuw bestaan op te bouwen. Wij zijn daar als nazaten nog steeds mee bezig en zoals zij in het paradijs de plek van God wilden innemen, zo lijkt het er nu op dat wij elkaar maar moeilijk de plek gunnen en geven die God ons heeft toegedacht. Sinds Kaïn en Abel vallen er slachtoffers en aan de rij komt maar geen einde. En zeg nu niet als Kain: Moet ik soms op mijn broeder passen? Waarom zou ik zorg voor hem moeten dragen?  Wij zijn allen broeders en zusters van elkaar en wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet. Dat is wet en profeten. Maar elke dag zien wij in onze wereld op grote en kleine schaal hoe het er anders aan toegaat.

Dat is ook het eerste wat het verhaal van de barmhartige Samaritaan ons leert: dat er slachtoffers zijn, en zij liggen langs de weg. Misschien zijn wij niet direct de dader, maar de vraag dient zich aan: wat doe je als je iemand langs de weg ziet liggen?  Slachtoffers en uitvallers zijn er trouwens in vele soorten, maar het blijven allemaal mensen, hoe getekend of geketend ook.  Misschien liggen ze niet op straat, maar zitten ze achter gesloten deuren uit angst naar buiten te komen. Zijn het toeslagenouders of asielzoekers of gewoon een buurman of buurvrouw die vereenzaamt of een medebroeder. Paus Franciscus komt steeds weer op voor die eindeloze stroom van slachtoffers van klein en groot onrecht, van ongelukken, mistoestanden en egoïsme van allerlei soort. En wie de autobiografie ‘Hoop’ van de Paus gelezen heeft, beseft dat hij het verhaal van zijn ouders en grootouders niet vergeten is.

Vandaag horen wij in het evangelie hoe niet iedereen zich over het slachtoffer aan de rand van de weg ontfermt. En het zijn niet de minsten die wegkijken . Macht en aanzien zijn geen garantie voor ware menselijkheid. Waarom lopen wij met een boog om slachtoffers heen? Zijn wij bang, willen wij niet in de problemen komen, hebben wij belangrijker zaken aan het hoofd, of achten wij het de ander niet waard?  Maar wat is er belangrijker dan een levende mens, hoe gekwetst of gekreukeld ook? Jezus zelf heeft zijn leven lang niet anders gedaan dan naar zulke mensen omzien, ze op de been helpen, een bemoedigend woord geven, een blik die leven geeft, want allen zijn kinderen van de Vader. En is hij zelf niet een van hen, hij die afgedaald is en de gestalte van een slaaf heeft aangenomen? Een die ook werd nagewezen, afgewezen en tenslotte de dood van al die slachtoffers deelde om ze niet alleen te laten in dat duistere uur.

God beminnen, het is meer dan alleen lofliederen zingen en preken beluisteren. Hij ligt in de goot en wie hem daar niet opraapt, vindt nooit de levende God.

Veertig dagen zijn wij op weg in een wereld die in brand staat, waar de slachtoffers, jong of oud, niet meer te tellen zijn. Hebben wij in die veertig dagen geleerd naar elkaar om te zien met de compassie van Christus, hebben wij ons hart laten verruimen door gebed, door te minderen en te delen, door de waarheid in alles en allen te zoeken en te eren?

Laten wij ons dan elke dag opnieuw bekeren als pelgrims van de hoop, allen meenemen in ons gebed, en niemand de blik en de hand van ontferming onthouden opdat leven aller deel wordt.

AMEN.

Vader Abt Thijs Ketelaars

Lezingen: 1Joh. 2,7-11 + Luc. 10,25-37

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2025, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden