De gave van Zijn vrede
Veel mensen maken zich zorgen over de toekomst. Hoe zal de samenleving er straks uitzien? Zullen we leven onder een dictatuur? Gaan uiterst rechtse krachten ons doen en laten bepalen? Zal er ruimte zijn voor een democratie waarin wij met respect voor elkaar, samen zoeken naar het algemeen welzijn? Vragen die nu leven, vragen van alle tijden. De lezingen van vandaag spreken er over: hoe ging dat in de jonge kerk, toen de Geest nog voelbaar waaide?
In de tweede lezing van vandaag geeft de visionaire Johannes ons een intrigerend beeld van een heilige samenleving, een stad die beheerst wordt door Gods stralende aanwezigheid. Jeruzalem: stad zoals de Schepper haar gewild heeft, haar droomt, en haar eens zal doen zijn: een hemelse, schitterende stad, gebouwd uit kostbaar gesteente, met engelen aan de poorten. Het meest wonderlijke van dat visioen is wel: de tempel, die het oude Jeruzalem aantrekkelijk maakte en heiligde, is daar niet te zien. Deze nieuwe stad wordt geheiligd en verlicht niet door een gebouw, maar door de aanwezigheid van God en van het Lam, die er het stralend middelpunt van vormen.
Ja, een prachtige droom van die oude Johannes, maar geen aardse werkelijkheid. De jonge kerk, waarover het boek van de Handelingen van de apostelen verhaalt ziet er dan ook anders uit. In de jonge christengemeenschap te Antiochië heerst grote onzekerheid en ernstige meningsverschillen over welke de religieuze normen en waarden zijn, waaraan men onverkort dient vast te houden, en wat als achterhaald kan worden beschouwd? Moeten wie zich vanuit het heidendom aansluiten, de gebruiken van de joden overnemen? Moeten joden die in Jezus zijn gaan geloven als de Christus, breken met hun eigen religieuze traditie? Ieder denkt daar anders over, en misschien juist omdat niemand het precies weet, wordt er met grote felheid gediscussieerd. Wie de vernieuwingen van het Tweede Vaticaans Concilie heeft meegemaakt herkent misschien iets van soortgelijke problemen: ook toen wilden men vaststellen welke verplichtingen en geboden het leven in deze tijd bepaalden, tot welke vrijheid men zich geroepen mocht weten, en hoe men zijn verbondenheid met Christus binnen de gemeenschap van gelovigen in deze tijd gestalte kon geven?
De oplossing voor de gelovigen in Antiochië werd in Jeruzalem gezocht en gevonden in eensgezind beraad van apostelen en oudsten, die nauw voeling hielden met wat leefde in de plaatselijke gemeenschap en die zich daarbij lieten leiden door Gods Heilige Geest. Als je èrgens een strak vasthouden zou verwachten aan de joodse overlevering, dan was dat toch wel in hartje Jeruzalem. Bewijst de ruimheid, waarmee men besloot te volstaan met minimale eisen voor de nieuwe gelovigen niet dat de gemeenschap daar echt bezield was door de Geest van Jezus en zich daardoor liet leiden? De jonge Kerk, in het heilig vuur van het eerste begin, houdt ons een model voor van echte apostoliciteit. Mensen niet afstoten met overbodige ballast, maar een gedragslijn zoeken door samen biddend te luisteren naar de Geest. Synodaliteit, het woord van toen, is ook het woord voor vandaag. Paus Franciscus z.g. heeft ertoe opgeroepen, en paus Leo wil daarvan niet afwijken. Samen zoeken, en ons laten leiden door Gods Geest. “Hij zal u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb”, heeft Jezus beloofd. Er is een nauwe relatie, een wisselwerking tussen de band, die gelovigen onderling samenhoudt in de ruimte van de Geest, en de zeer innige band, die de gedoopte heeft met Gods eigen geheim.
“Het eigenlijk menszijn ontluikt slechts in de mate dat de mens naar God verlangt, naar Hem toeleeft, en vanuit Hem naar de dingen toegaat,” schreef Romano Guardini.
Hoe meer een mens spiritueel zijn/haar binnenkant ontdekt, en daar tot vrede komt, hoe meer hij/zij ook in staat is de ander echt ander te laten zijn, en de ruimte te gunnen. En ook: hoe meer hij/zij oog krijgt voor de binnenkant van de dingen, voor hun intrinsieke waarde. De verbondenheid met God is een groeiproces, doorheen moeilijkheden en duisternis. Maar als wij ons overgeven aan dat proces, aan de werking van de goddelijke genade in ons innerlijk, ontstaat er een diepe vrede. “Niet zoals de wereld die geeft” of voorwendt te geven. Geen oppervlakkige vrede, en geen werkeloze, maar het diepe vertrouwen dat we uiteindelijk belanden in Gods hand, dat zijn zorg over ons waakt. Een gevoel van verbondenheid, dat aanzet om niet te berusten in onrecht, om niet de ogen te sluiten voor de nood van mensen. In de onzekerheid van deze tijd is het goed om je fundament te zoeken bij de heer, om op zijn Woord te bouwen. “Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden”, zegt de Heer. Teken van ons in-Christus-zijn is ons dienstbaar meeleven met elkaar. Zo ontstaat een gemeenschap naar het hart van de Heer. Eens zal die worden opgenomen in de stralende stad van omhoog, nu zijn wij nog een pelgrimerend volk onderweg. Wij mensen staan altijd klaar met ons oordeel over anderen. Het kan ons de vrede van hart ontnemen.
Laten wij allereerst God zoeken in de intimiteit van ons eigen hart: daar spreekt Hij tot ons en openbaart ons zijn liefde. Onze zorgen en noden, onze vreugde en onze hoop, mogen wij Hem toevertrouwen, Hij zelf wil ons verlichten met het licht van de Heilige Geest, de Liefde van Vader en Zoon, in die gemeenschap zijn wij met elkaar verbonden en geroepen elkaar te dragen doorheen de moeilijkheden en de duistere momenten van dit leven, als gemeenschap van broeders, van oblaten, met elkaar verbonden in ieders gezin, familie, in de grote gemeenschap van de Kerk die wordt verlicht door de luister van zijn licht, en rust op de gave van zijn vrede als hecht fundament.
AMEN
Br. Gerard Mathijsen
Lezingen: Handelingen 15, 1-2. 22-29 / Openbaringen 21, 10-14. 22-23/ Johannes 14: 23 -29