Boekkeuze monniken

Willem Jan Otten Septemberzee 2024

 

Begin oktober verscheen een nieuwe dichtbundel van Willem Jan Otten: Septemberzee. Otten is een productief schrijver, maar niet een veeldichter. Hij laat zijn bundels langzaam rijpen. Zo worden ze als vanzelf mijlpalen die zijn levensgang markeren. Een trouwe lezer wordt oplettend: waar staat hij nu? Dat was, toen in 1998 Eindaugustwind verscheen, duidelijk: de niet-gelovige dichter was gelovig geworden. Op volwassen leeftijd (augustus) was de wind gedraaid, de bundel luidde een nieuw stadium in. In Op de hoge (2003) en ook in Welkom (2008) was die nieuwe wind nog niet gedraaid. Het bleek een passaat te zijn die vastheid belooft. Met Gerichte gedichten (2011) kreeg zijn poëzie in poëticaal opzicht een meer eigen karakter: de stem van de dichter richtte zich tot de lezer waarin de ultiem aangesprokene ook als transcendent kan worden begrepen. In Genadeklap (2018) kwam het dichterlijk ik tot rijpheid, zou je kunnen zeggen.

Hoe komt deze persona in Septemberzee (2024) op ons over? Het is inmiddels herfst. Met september gaat de zomer over in najaar, maar het is nog geen eindtijd. Voor een watersporter als Willem Jan Otten is de zee in september nog aangenaam warm. Maar er heeft zich toch al voelbaar een ander seizoen ingezet. Dat merk je in bijna alle gedichten: de dood is onder de aandacht gekomen. De dood van dierbaren (een viertal in memoriam-gedichten), de eigen dood. Daarop attendeerde trouwens al de flaptekst. De dichter heeft ook lijfelijk ingrijpende ervaringen opgedaan. Zijn falende hart komt meermaals ter sprake. Maar de dood inspireert vóór alles tot bespiegelingen over de tijd, over tijd en eeuwigheid. Over het besef van de eindigheid van menselijk bestaan, dat nieuwe ervaringen met zich meebrengt. Heel sterk is het besef, en zelfs de levendige voorstelling, dat eens het leven zal doorgaan zonder mij. Daar heeft hij zelfs een uitdrukking voor die als een vriendelijke noodklok de hele bundel doorbeiert: met zonder mij. Hoe zal het er zonder mij

uitzien, hiermee en daarmee, en vooral met haar, zijn partner. De hele bundel spreekt en speelt met wijsheid en nederige betrokkenheid op anderen, over de ons toegemeten levenstijd. Deze poëzie confronteert met rijpe menselijkheid, met een mens die kan relativeren, die niet prat gaat op eigen kwaliteiten; iemand die eigen fouten en geborneerdheid erkent, die barmhartig is voor andermans beperktheden.

Onder de titel Met zonder mij, een lichtvoetige titel met bloedernstige draagwijdte, bevat de bundel zelfs een hele cyclus, die begint met de hartoperatie, en memoreert onder meer ontroerend de relatie met zijn partner. De reeks omvat 22 gedichten, elk van twee vierregelige strofen. Die omvang is ongewoon. Het Hebreeuwse alfabet telt 22 letters: alef, beet, gimel etc.). Een abecedarium? Deze vorm is, bij mijn weten, binnen de lyriek ongekend. Wel associeert deze vorm hier met een ervaring of werkelijkheid die alomvattend of uitputtend wordt geobserveerd. Hier zegt deze dichtvorm ook dat de ervaringen van de patiënt levensbedreigend en daarmee allesbepalend zijn.

Ook de gekozen versvorm is ongewoon. De regellengte loopt respectievelijk van 12 tot 16 lettergrepen (r 1), minder lang (r 2), korter (r 3), tot uiterst kort (r 4), in de tweede strofe van uiterst kort, minder kort, langer, tot uiterst lang. De zetter heeft moeten sjoemelen met de marges van rugwit en zijwit. Jammer dat hij er niet voor gekozen heeft de gedichtjes gecentreerd te zetten, dan had het zetsel de structuur van beide strofen samen duidelijker de structuur van de zandloper zichtbaar gemaakt. En wat is meer ter zake voor een dichtwerk dat uitvoerig peinst over de ons toegemeten beperkte tijd?

Toegangsleutels

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Agenda
3 Activiteiten
Bekijk alle
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie