Preek 30 juni 2024

Zondag 13 dhj B Wijsheid 1, 13-15+ 2, 23-24; 2 Kor.8,7+9+13+15; Mc. 5, 21-43

God heeft alles geschapen om te leven, zegt het boek wijsheid, voor de onsterfelijkheid.

Een tekst om over na te denken! En dan de passage van de apostel Paulus: een pleidooi voor de juiste maat, voor een evenwicht waarbij niemand schandalig veel heeft en niemand te kort  komt, een ideaal dat Benedictus ons ook voorhoudt als basis van vrede en goede gemeenschap.

 

Het evangelie biedt ons het verhaal van twee ontmoetingen met de Heer waarin de kracht van het geloof aan het licht komt. Mensen worden geraakt, aangeraakt, er gebeuren wonderen. Wonderverhalen hebben als voordeel dat zij ons kunnen aanspreken en ons bijblijven. Zij hebben ook een nadeel, dat zij afleiden van waar het eigenlijk om gaat.

Wij leven in een wereld vol geheimen. Met zijn wetenschap en zijn technische kennis heeft de mens een aantal raadselen ontsluierd, die voor onze voorouders nog onmogelijk leken, maar wij beseffen ook dat de schepping nog heel veel verborgen potentie heeft waarvan wij geen idee hebben. De vooruitgang van de wetenschap mag ons dankbaar stemmen, maar het is ook wijs om te erkennen dat heel veel ons nog te boven gaat. En Jezus is niet gekomen als wetenschapper, om ons inzicht in de wetten van de natuur te vergroten, Hij is gekomen om ons de liefde van de Vader te openbaren, en ons uit te nodigen om in gelovig vertrouwen te leven. Hij had niet graag dat mensen ophef maakten van zijn wonderen.  Die waren voor Jezus marginaal: `randversiering’. Waarnaar hij vroeg, waar het hem om ging, en wat ook nu nog belangrijk is: dat wij in hem geloven. Geloven wij in wonderen? Best! Maar waar het op aankomt is: geloven wij in Hem? In zijn persoon, in zijn zending, in zijn boodschap, in zijn evangelie?

Marcus verhaalt de opwekking van het dochtertje van Jaïrus, de overste van de synagoge. En binnen dat verhaal is een andere vertelling ingevlochten. Diezelfde geschiedenis vinden we ook in de evangelies van Matteüs en Lucas. Alle drie de evangelies, de synoptici, vertellen deze beide verhalen samen waarin het gaat om leven en dood. De beide tekenen hebben met elkaar te maken, vullen elkaar aan. Het gebeuren rond de dochter van Jaïrus voltrekt zich in de volle openbaarheid. Jaïrus is een gekend persoon Jezus is omstuwd door een menigte als de overste van de synagoge hem te voet valt en smeekt zich te bekommeren om zijn zieke dochtertje van 12 jaar. De Heer is daartoe meteen bereid en gaat met hem mee naar zijn woning. Onderwe gebeurt iets anders. Een vrouw, een onbekend persoon,van wie ons de naam ook verderop niet wordt bekend gemaakt, nadert Hem van achteren. Zij lijkt in alles de tegenspeelster van die belangrijke Jaïrus. Maar wat hen verbindt is hun geloof in Jezus. Hoe belangrijk, hoe levengevend dat geloof in Jezus is, wordt markant verteld bij het klandestiene contact van  een  vrouw die al twaalf jaar gebukt gaat onder een vernederende ziekte, een vrouwenkwaal die degene die eraan lijdt volgens de wetten van het boek Leviticus onrein maakt en uitsluit  buiten alle maatschappelijk verkeer. Lucas vertelt dat de vrouw heel haar vermogen heeft uitgegeven aan artsen zonder daarbij baat te vinden. In haar wanhopige situatie doet zij een uiterste poging en stelt heel haar hoop op de wondermacht van Jezus. Maar zij waagt het niet om zoals Jaïrus openlijk een beroep op hem te doen. Tersluiks nadert zij hem van achteren, om het genezend contact als het ware te stelen! Dat moest ongemerkt gebeuren, want door het contact met haar maakte zij Jezus cultisch onrein. Maar Jezus keert zich om. Niet uit nieuwsgierigheid, of onwetendheid, nog minder uit verontwaardiging, nee hij keert zich naar haar toe en brengt aan het licht dat haar geloof in zijn persoon haar tot heil strekt. Zij was voor haar omgeving en in haar eigen beleving een levend lijk, uitgesloten buiten de samenleving. Zij mocht daar niet zijn. Maar haar geloof in Jezus blijkt haar genezing te hebben gebracht. Nu is zij teruggegeven aan het leven. Haar ziekte die haar 12 jaar lang in de greep hield is geweken. Twaalf jaar was zij als een dode, nu mag zij leven. Twaalf jaar: dat is de leeftijd van het dochtertje van Jaïrus. Twaalf jaar heeft dat meisje mogen leven. Nu wordt haar leven bedreigd. Zal de Heer haar genezen? Jaïrus vertrouwt daarop. Maar als het meisje sterft geven zijn vrienden de hoop op. Het intermezzo met de vrouw zal het geduld van Jaïrus danig op de proef hebben gesteld. Er was geen tijd te verliezen en nu houdt die vrouw de Meester op. Dan komen zijn dienaren met het onheilsbericht: “Val de meester niet langer lastig”. Maar Jezus spreekt hem moed in: “Wees niet bang, maar blijf geloven”. Woorden die wij moeten onthouden, brs. en zrs. Woorden die wij ons moeten herinneren als wij in moeilijke, uitzichtloze situaties zijn! Woorden die leven geven! Om de gelovigen van alle tijden te bemoedigen heeft Jezus ze gesproken. En om ze kracht bij te zetten heeft hij tekenen verricht. Maar meer dan tekenwaarde moeten we daaraan niet toekennen. Als de vrouw die aan bloedvloeiing leed en het dochtertje van Jaïrus zijn genezen, zelfs ten leven gewekt, zijn zij later toch gestorven. En als de redding die Jezus is komen brengen zou bestaan in het verlossen uit tijdelijk lijden is het moeilijk te begrijpen dat hij niet alle lijden heeft weggenomen. Maar wat Jezus brengt is uitzicht op nieuw leven, op een nieuwe staat van zijn, voorbij aan alles wat ons hier bedrukt en terneer houdt. Hij belooft eeuwig leven, een toekomstig geluk. Veel mensen in deze tijd staan daar sceptisch tegenover. De martelaren in de eerste eeuwen hebben van dat geloof getuigd. Zij gaven hun leven in de vaste overtuiging dat hun iets beters wachtte.

Wij geloven niet in wat voorbijgaat, maar in wat eeuwig is en wat komt. Dat geeft de traditie ons door, in steeds nieuwe vormen, dat is de eeuwige waarheid die troost brengt en vreugde geeft in het leven.

Het is heel redelijk en verstandig om de wetenschap te respecteren, en om de mensen die zich toeleggen op vermeerdering van onze kennis te waarderen. Maar met ons geloof zitten wij in een andere dimensie, die hiermee niet strijdt, maar die hiermee niet te vergelijken valt. Met geloof heb je een blind vertrouwen, dat evenwel helderziende is, dat oog heeft voor meer dan het gewone. Daarvoor hebben in alle tijden gelovigen hun leven gegeven, niet uit fanatisme. Mensen als Spinoza, Descartes en Einstein, mensen van grote wetenschap lieten zich niet ringeloren door pastores van enige confessie, maar waren overtuigd van Gods aanwezigheid. Hun woorden: “ .. Deze wereld is echt vol wonderen.. Als je om je heen kijkt zul je God zien en voelen.. Waarom heb je meer wonderen nodig? Je vindt Hem niet als je buiten kijkt. Je zult God alleen in je diepe innerlijk vinden. Zusters en broeders, Wij mogen geloven dat wij als wij samen eucharistie vieren de Heer mogen aanraken, en door Hem worden aangeraakt, dat Hij tot onze ziel zegt Talita Kumi: meisje, mens, sta op!

br. Gerard Mathijsen osb

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden