Bij zijn recent bezoek aan landen in het verre Oosten heeft paus Franciscus gepleit voor de interreligieuze dialoog. Wat dat betreft heeft het Tweede Vaticaanse Concilie de kerk tot nieuwe inzichten gebracht. Voorheen was het eenvoudig: extra ecclesiam nulla salus, buiten de kerk geen heil. De genade van God is in zijn werking niet beperkt tot het college van de apostelen of tot de
sacramenten of tot de Kerk zelf. De H. Geest kan evenwel ook daarbuiten werkzaam zijn. Gelukkig is God groter, en gelukkig is de theologie ook wijzer. Wij mogen hopen op een barmhartig oordeel van onze Schepper en Heer, ook voor de oprechte Moslim, Hindoe, of humanist dank zij de heilswil van onze Schepper en Heer, die zijn liefde heeft getoond in de menswording van zijn Zoon.
In het Evangelie van deze zondag wordt gesproken over iemand die demonen uitdrijft, dat wil zeggen: die zieken geneest, door exorcismen over hen uit te spreken, formules van uitdrijving en genezing, door de naam van Jezus aan te roepen, zonder echter te behoren tot de groep van discipelen, aan wie Jezus deze macht uitdrukkelijk had gegeven. Nu zijn deze discipelen, vooral de apostel
Johannes, jaloers op het feit dat een vreemdeling, iemand die niet tot hun groep behoorde, een zieke kon genezen door de naam van Jezus aan te roepen. Maar door in de naam van Jezus de demon van de ziekte van deze man uit te drijven, bewijst de onbekende exorcist dat hij de kracht van deze naam onderkent. Ook Jezus antwoordt: “Verhinder het niet, want wie in mijn naam een wonder doet,
kan niet meteen kwaad over mij spreken: wie niet tegen ons is, is voor ons, met ons”. Jezus keurt de onstuimige ijver van zijn discipelen af. Door ter voorbereiding op het luisteren naar dit evangelie een passage uit Numeri te kiezen als eerste lezing voor deze zondag, trekt de liturgie een parallel tussen
Johannes en de discipelen van Jezus enerzijds, en de jonge Jozua, de dienaar van Mozes, aan de andere kant Mozes had de Heer gevraagd een raad van oudsten voor hem te vormen. De Heer gaf Mozes daarom de opdracht om zeventig oudsten voor de tent van samenkomst te verzamelen en zei tegen hem: ‘Ik zal naar beneden komen en met je praten en ik zal een deel van de Geest die op je rust, nemen en die op hen leggen.’ Zo gebeurde het, en zodra de geest op hen rustte, begonnen ze te profeteren. Nu waren twee mannen, Eldad en Medad, hoewel uitgekozen, niet voor de tent van ontmoeting gekomen. Ze bleven in het volkskamp. En toch rustte de Geest ook op hen. Er kwam een jongeman die het aan Mozes vertelde: ‘Eldad en Medad profeteerden in het kamp.’ Zijn bedoeling verschijnt wanneer Jozua, de dienaar van Mozes en die hem zal opvolgen, de jongeman steunt en hem overbiedt: “Mozes, mijn meester, houd ze tegen”, stop Eldad en Medad met profeteren, zoals Johannes in het evangelie wilde dat Jezus dat zou voorkomen. de onbekende exorist, die niet tot hun particuliere religieuze groep behoort, ervan weerhoudt in zijn naam demonen uit te drijven. Maar Mozes, die hier een voorafschaduwing is van Christus, toont zich toleranter dan Jozua en verwijt hem: “Zou je jaloers op mij zijn?” En hij voegt er zelfs aan toe: “Ach, als de Heer zijn Geest op iedereen kon leggen, om van hen een volk van profeten te maken”.
Deze wens van Mozes: Moge God zichzelf tot een volk van profeten maken, Jezus zal hem vervullen, wanneer hij na zijn hemelvaart de Heilige Geest zendt naar de kleine gemeenschap van het Cenakel, de eerste honderdtwintig christenen: hij maakt van hen een volk van profeten. Wat een prachtige definitie van het christelijke volk!
Nog steeds is de werking van de Geest niet beperkt tot de apostolische tijd, de geboorte van de jonge Kerk, maar kan ook de grenzen van de zichtbare gemeente overschrijden. Gods Geest kan actief zijn buiten de Katholieke Kerk en buiten het christendom. Hij is een Geest die verbindt, en geneest. Misschien werkt Hij meer zichtbaar in mensen die verzoening brengen in onze wereld, dan in scherpslijpers die Hem willen binden aan onze instellingen en structuren. We zouden niet zoals Jozua en Johannes, ons zorgen moeten maken over de vraag of de grenzen van Gods goedheid niet worden overschreden, en in ons land of onze welvaart niet te lijden zal hebben als wij ons herbergzaam tonen tegenover mensen in nood, maar we zouden ons moeten afvragen of we voldoende hebben gedaan voor mensen in nood, en de obstakels hebben opgeruimd die Gods genade in ons eigen leven in de weg staan? Luisteren wij naar de Heer als Hij Johannes te verstaan geeft: ‘Stop met je zorgen te maken of anderen wel recht hebben op Gods gaven.
De ijdelheid van Johannes en de discipelen werd gekwetst door het succes van de onbekende, gelovige man bij het uitdrijven van demonen. Jezus berispt hen met strenge woorden. Johannes is de apostel van de liefde geworden, en het optreden van paus Franciscus in onze dagen overtuigt door zijn grote menslievendheid. Moge de kerk zo de goedheid van God weerspiegelen, en de mensheid tot zegen zijn.
Lezingen: Numeri 11:25-29 | Jakobus 5:1-6 | Marcus 9:38-43,45,47-48