Adhj30 2023 Ex 22,20-26; 1Tess 1,5c-10; Mt 22,34-40
Vanouds staat boven de toegangsdeur of poort van Benedictijnse kloosters het woord PAX – vrede-geschreven of gebeiteld. Dat geldt ook voor onze abdij waar het aan de Vennewatersweg in hardsteen boven de imposante deur staat. Wat heeft dat woord ons te zeggen in deze dagen waar wij zo machteloos toezien bij het geweld in Israël en Gaza, in Oekraïne op zoveel andere plaatsen in de wereld?
PAX, vrede, boven de deur van ons huis, het herinnert ons eraan dat de vrede in de wereld begint hier in dit huis, hier op deze plek waar mensen zich dag in dag uit in de leerschool van het evangelie oefenen als broeders en zusters samen te leven. Vrede in de wereld vraagt om vrede in het eigen hart, niet om de wereld te ontvluchten, maar om de adem van het geweld te weerstaan en dag in dag uit vanuit een gelouterd hart de vrede te dienen in woord en daad. Met tekens van kleine goedheid die mensen niet buitensluiten, verketteren of doden, maar die zoeken naar heling, verzoening en leven te midden van alle haat, woede en wantrouwen.
Dat is verre van eenvoudig, want vooroordeel, onrecht en wat al niet meer maken het soms heel moeilijk mensen als mensen, laat staan als broeders en zusters te zien.
En zo zijn wij hier vanmorgen weer samen als broeders, als oblaten van Benedictus, als trouwe kerkgangers of toevallige gasten, allemaal uitgenodigd en samengeroepen rond de tafel van de Heer, die alles heeft gegeven opdat wij in vrede zouden leven. Wij eten het brood en drinken uit de beker om van de Geest van de Heer te worden vervuld en te doen wat hij ons heeft voorgedaan. Niet het brood stelen, ontzeggen of weigeren aan wie het nodig heeft, maar delen als kinderen van het ene grote lichaam van Christus, de eerstgeborene van de nieuwe schepping. Tekens van kleine goedheid, ook als ze kosten, met de stille toewijding die niet terugschrikt alles te geven in het besef dat leven dat is wat je overhoudt als je alles hebt gegeven. Leven uit de Geest.
Op deze weg reikt de Schrift ons ook vandaag weer een verhaal aan als wegwijzer op ons levenspad. Een verhaal met twee kanten, een donkere en een lichte zijde. Het begon heel alledaags met vragen stellen. Maar daarbij zit een adder onder het gras. De farizeeën die Jezus een vraag voorleggen werken met een dubbele agenda. Hoe vroom en verstandig de vraag ook klinkt, er gaat een heel andere bedoeling onder schuil. Het is die mannen niet om de waarheid te doen. Zij willen Jezus vangen en betrappen. Hier geen synodaal gesprek dat uit is op elkaar verstaan, samenleven opbouwen, maar een vraag die uit is op beschuldigen, breken en doden. Verre van synodaal dus. Dat is de donkere kant van het verhaal van vandaag. Het verschilt niet zoveel van menige vraag in het menselijk verkeer van onze dagen. Soms in huiselijke kring, soms in het media gebeuren, soms in de nationale of internationale politiek. Het woord, dat kostbare geschenk dat de taal is, wij dienen er met de grootste zorg mee om te gaan. Het is ons gegeven om mee te zegenen, om de waarheid ermee te dienen en er een loflied op de liefde mee te zingen.
Hoe nu verder? In het verhaal wordt niet met gelijke munt terugbetaald. Jezus laat zich door die strikvraag niet van het pad afbrengen. Hij ziet er een kans in om de waarheid voor het voetlicht te brengen. Zegt dat mogelijk ook iets over zijn innerlijke houding? Hij zal het spel wel hebben doorzien, de duistere kant van die ogenschijnlijk heldere en onschuldige vraag, maar hij loopt zijn eigen pad. Maar op zo’n moment komt het wel aan op onderscheiding en dat is niet altijd eenvoudig. Wij weten het vanuit het synodaal proces. Onderscheiden tussen hoofd- en bijzaken, maar ook tussen persoonlijke voorkeur en gemeenschappelijk belang. De joodse wet telde liefst 613 geboden en als je dan iemand vraagt over het eerste en belangrijkste gebod vergt dat onderscheid. Toen en nu. Jezus’ antwoord laat zien wat hij als hart van de wet beschouwt of meer nog, wat het hart is van zijn eigen leven. En met verwijzing naar twee teksten uit de Schrift – één uit Deuteronomium en één uit Leviticus- spreekt hij die ogenschijnlijk zo simpele en eenvoudige woorden: ’Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en uw naaste gelijk uzelf.’ Geen letterknechterij en ook geen muggenzifterij, maar een ruimte waarin je wordt geplaatst en waar je verantwoordelijkheid wordt toebedeeld. Een avontuur in tweevoud dat de inzet vraagt van heel je persoon, want alleen zo kom jezelf, komt God en de naaste tot zijn recht. Beminnen, liefde verdraagt geen half werk. Er staat niet voor niets ‘met geheel je hart, geheel je ziel en geheel je verstand’. En dat alles vanwege de liefde die ons het leven geeft en die ons leven doet, die ons nodigt tot het bewonen van ons gemeenschappelijk huis niet in een broederstrijd, een buitensluiten van deze of gene sekse, kleur of religie, maar in een samen bouwen aan een aarde waar elk mensenleven telt, geëerbiedigd wordt en zijn plaats krijgt. Want allen zijn wij uit dezelfde klei gemaakt en allen zijn door Gods adem tot leven gewekt. Dat lijkt in onze dagen niet alleen een brug te ver, maar een weg door het water van de dood, een onmogelijke opgave.
Maar één is er die ons is voorgegaan, die niet gebogen heeft voor de goden dezer eeuw, voor macht en geweld, voor hebzucht en alles wat kleineert. Beeld en gelijkenis van God, evenbeeld van de Vader die liefde is, die liefde geeft en aanzet tot liefde. Wat dat in concreto is, hebben wij in de eerste lezing gehoord, woorden die bij Jezus niet aan dovemans oren gericht waren. Hij heeft als geen ander omgezien naar zwakken, zieken en zondaars tot aan de moordenaar aan het kruis. Licht uit Licht, bewoond door een innerlijke vrede is hij onze vrede geworden opdat wij met vallen en opstaan zouden doen wat hij ons heeft voorgedaan.
Abt Thijs Ketelaars