B21dhj 2024 Joz. 24, 1-2a. 15-17.18b Joh. 6,60-69
“Willen ook jullie soms weggaan?” Die vraag hebben wij vandaag in het evangelie gehoord. Dat is een oude tekst, maar de vraag blijkt nog heel actueel. Hoe vaak horen we niet: “Ben jij nog bij de kerk?”. En als de vraag niet van anderen komt, dan kruipt ze misschien soms toch stil in onze eigen hart rond. Want wat maken wij niet allemaal mee in onze kleine en grote geloofsgemeenschap. Wil ook jij soms heengaan? De Schrift van vandaag komt ons te hulp, want wij zijn niet de eerste die met die vraag worden geconfronteerd. Waarom blijf je, waarom ga je? Waar kies je voor?
In de eerste lezing zagen wij vandaag nog eenmaal Jozua voor het voetlicht treden. Hij heeft als opvolger van Mozes de stammen het beloofde land binnengeleid. Aan die lange tocht door de woestijn is een eind gekomen en nu hebben ze een plek om te wonen. Dat is niet zonder slag of stoot gegaan, en wie die verhalen in deze dagen herleest, wordt misschien door een ongemakkelijk gevoel bekropen. Wel plek voor jou, maar niet voor een ander? Dat is een vraag die even actueel is als de vraag over blijven of gaan, maar we kunnen niet alle vragen tegelijk oppakken.
Israël heeft onder Jozua een plek gevonden, een plek die je iedereen zou gunnen. En Jozua is nu bezorgd hoe het leven van het volk verder zal gaan wanneer hij er niet meer is. Want hij is aan het eind van zijn leven. En dan doet hij iets wat tot op de dag vandaag niet ongebruikelijk is. Vader of moeder wil voor ze de ogen sluiten de kinderen nog één keer bij zich hebben. Ze willen vertellen hoe het allemaal is gegaan in hun leven en ze willen ze nog goede raad geven. En zo geeft ook Jozua aan de grote familie die hem is toevertrouwd, dat volk van God, een terugblik. Van dat verhaal hebben wij maar een klein gedeelte gehoord. De details die het vlees op de botten geven zijn uit de lezing weggelaten, maar het is niet verboden die thuis nog te lezen.
Jozua vertelt dat het een hele woestijntocht is geweest voor het land in zicht kwam, een plek om een eigen leven op te bouwen. Het was niet zo gemakkelijk geweest als ze hadden gedacht of gedroomd. Maar dat ze het hebben volgehouden en onderweg niet zijn bezweken of hebben afgehaakt is te danken aan Gods leiding en trouw, zo getuigt Jozua. God heeft hun moed en geloof geschonken. Hij heeft hun gaande de weg ook een wet gegeven die richting en orde bracht in hun bestaan. Woorden die werden verzameld en te boek gesteld.
En nu, kort voor zijn sterven, legt Jozua tijdens een plechtige liturgische viering de mensen een keuze voor: willen jullie na mijn dood God blijven dienen of kiezen jullie voor andere goden? Hij laat ze de keus, dat is groots. Ze worden voor volwassen en verantwoordelijke mensen aangezien en zo ook aangesproken. Tegelijk laat hij er ook geen misverstand over en horen wij hem zeggen: “ik en mijn familie, wij dienen de Heer.” Zij zullen dat blijven doen, ze hebben immers aan den lijve ondervonden hoe Hij hen door alle beproeving en aanvechting heen heeft geholpen. Jozua hoopt, zoals ouders op hun sterfbed, dat de kinderen trouw zullen blijven aan wie voor hen de stut en steun, de bron van hun bestaan is geweest in goede en kwade dagen. Blijven jullie trouw aan God die ons heeft gedragen, of kiezen jullie voor de goden van goud en zilver, van glitter en glans, van macht en geweld? Goden die geen oog en oor hebben voor wat mensen innerlijk vrij maakt en hen samenbrengt in een levende gemeenschap die elkaar draagt en dient.
De vraag van Jozua is niet: kiezen jullie voor mij of mijn opvolger, maar kiezen jullie voor God die bevrijding brengt. Jozua weet zijn plaats. Hij is de bevrijder en redder niet, hij weet dat hij maar dienaar is, aan wie een tijd lang een taak is toevertrouwd. Hij is God niet en moet dus ook zijn plaats niet willen innemen zoals in kerk en samenleving nog weleens gebeurt. Het gaat om trouw aan God. Daar heeft Jozua een verhaal bij, geen dogmatische uitspraak, maar een verhaal dat heel concreet is om te voorkomen dat ze achter goden aanlopen die het niet zijn. Keuze dus op grond van ervaring. Het verhaal van je ouders dat ze in het laatste gesprek vertelden, ging dat over God die hun bevrijding heeft gebracht, hun heeft bemind en hun heeft leren beminnen, of was het een verhaal over een potentaat die voorschreef en beknotte?
Waar kies je voor, vraagt Jozua aan het eind van zijn leven en de keuze is nu aan ons? Hij laat de keuze, maar zegt wel klip en klaar waar hij en zijn familie voor kiest. Is dat dwang? Nee, het is zorg om samen met elkaar op te blijven trekken als geloofsgemeenschap van bevrijde en bevrijdende mensen onder de hoede van hem die heeft gezegd: ‘Ik zal er zijn’, ik ga mee door water en woestijn, op weg naar het beloofde land.
Waar kies je voor? Voor wie kies je? Die vraag komt terug in het evangelie van vandaag. Daar horen wij de Jozua van het nieuwe testament zeggen: waar kies je voor? Wil je weggaan als die anderen die aanstoot aan mij nemen? Jezus blijkt teken van tegenspraak te zijn geworden. Maar hij ontneemt God zijn eer en plek niet zoals ze denken. Verre vandaar. In dat lange hoofdstuk 6 van Johannes ontmoeten wij Gods mens geworden woord, dat geen eer zoekt, maar zich geeft als brood voor de wereld. Niet graaien en toe-eigenen maar als evenbeeld van God leven geven, mensen voeden in woord en daad, allen thuis brengen bij elkaar en bij de Vader die wil dat niemand verloren loopt.
Voor wie kies je? Willen jullie misschien ook weggaan? En Petrus is weer haantje de voorste, God zij dank ditmaal. Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij weten en geloven dat Gij de Heilige Gods zijt.” Mogen ons woord daarop AMEN zijn.
Abt Thijs Ketelaars