“Houd Jezus Christus in gedachten, die uit de dood is opgestaan”. Dat brengt ons samen, zusters en broeders, Hij is de bron van ons leven, van onze hoop. En daarom is het kostbaar om kerken in onze samenleving te hebben, huizen van gebed, waar God woont, waar zijn woord klinkt en wordt gehoord en gedeeld.
Er worden veel kerken gesloten. Dat is een veeg teken, want als er geen ruimte is voor Gods woord verdwijnt het geloof, de verbinding met de Schepper, dan loopt de lucht uit onze banden; dan hobbelen we maar wat. Natuurlijk: het gaat niet om het stenen gebouw, het gaat om de levende gemeenschap. Maar die gemeenschap heeft een plek nodig. Mensen die een gezin willen stichten zoeken een huis. Ook een geloofsgemeenschap heeft nood aan een huis, een godshuis.
In de kerk vieren wij ons geloof. Iedere zondag is een feest. Een feest omdat wij mogen leven als kinderen van God, vertrouwend op zijn hulp in dit leven al is dat niet zonder kruis, en straks in een nieuw leven, in zijn toekomst. Een feest van vertrouwen en van dankbaarheid. Wij mogen vertrouwen op Gods goedheid. Hij verlangt geen buitengewone prestaties van ons, maar juist wel vertrouwen en dankbaarheid. Daar hoopt Hij op, zou je kunnen zeggen.
Wat mij opvalt in de lezingen van vandaag is ook Gods ruimhartigheid, Hij beperkt zijn goedheid niet tot zijn fanclub, tot zijn getrouwe gelovigen. Misschien mag je zeggen: tot de kerkgangers! Nee ook vreemdelingen worden door Hem met goedheid bejegend. Hij is barmhartig voor ieder die tot Hem komt. Dat is belangrijk voor ons christenen die te lang in een verzuilde samenleving hebben gezeten. Ieder was daar in zijn beperkte kringetje zeker van zijn eigen gelijk. De goede God was het exclusieve bezit van deze bepaalde en beperkte groep gelovigen. Die belijdenis gaf je een ticket voor de eeuwige zaligheid. Wie en wat daar buiten viel gold als verloren. Gelukkig zijn de meest geloofsgroepen daar intussen wel overheen gegroeid. Maar dan ga je wellicht vragen: Waarom zou je dan nog naar de kerk gaan? Als God voor iedereen goed is, ja als het lijkt of de buitenkerkelijke soms nog een streepje voor heeft? Het verhaal van de genezing van Naäman wordt in de eerste lezing wel erg ingekort. Het loont de moeite om het in uw bijbel op te zoeken en in zijn geheel te lezen. Naäman was een Syriër, legeroverste van de koning van Aram te Damascus, destijds de voornaamste bedreiging voor Israël. Zijn vrouw had een dienstmeisje dat was buitgemaakt bij een strooptocht. En zo iemand wordt door de profeet zonder slag of stoot op wonderbaarlijke wijze genezen. Begrijp dat maar eens. En dan het evangelie!
Lucas vertelt ons heel aanschouwelijk hoe Jezus op zijn weg naar Jeruzalem door een dorpje trekt, en hoe een groepje melaatsen daar lucht van krijgt. Jezus ontmoet hen buiten een dorp op de grens tussen Samaria en Galilea. De opmerking dat Jezus, op weg naar Jeruzalem, “tussen Samaria en Galilea reisde”, mogelijk langs de grens tussen de twee streken, verklaart waarom negen van de tien melaatsen Joden waren en de tiende een Samaritaan. Vanwege het besmettingsgevaar mochten die melaatsen het dorp niet binnengaan. De melaatse moest zichzelf als onrein beschouwen en afstand houden. Hij mocht ook geen andere mensen benaderen. De tien melaatsen in het evangelie van deze zondag, die Jezus buiten het dorp tegemoet kwamen, bleven daarom op een afstand staan en moesten roepen om zich verstaanbaar te maken: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!!!”
Vooral in het evangelie van Lucas verschijnt Jezus als de barmhartige, die medelijden heeft met alle armen. Deze tien zielige melaatsen wisten ongetwijfeld dat Jezus al eerder had genezen, Hij was een wonderdoener.
Maar het verhaal wordt niet in de eerste plaats verteld om het wonder zelf. De “pointe”, de essentie van het verhaal, is eerder dat slechts één van de tien melaatsen zo verstandig was, zo mooi menselijk, om na zijn genezing terug te keren om Jezus te bedanken voor zijn genezing, en dat deze een Samaritaan was.
Samaritanen werden door de Joden diep veracht, een verachting die wederzijds was. Tijdens de verovering van Samaria door de Assyriërs was de Israëlische bevolking naar Assyrië gedeporteerd en was het land herbevolkt door buitenlandse kolonisten. Deze kolonisten hadden zich vermengd met de Joden die daar waren achtergebleven en zij hadden de Joodse religie aangenomen. Maar voor de Joden in Jezus’ tijd golden zij nog altijd als buitenlanders, vreemden, indringers, profiteurs. U hoort het, wij mensen blijven dezelfde domme dingen doen, dezelfde fouten maken. Dat is erger dan melaatsheid. Maar ook daarvan kan de Heer ons genezen.
De tien melaatsen, die op een afstand staan, roepen: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!!!” Jezus zegt eenvoudigweg tegen hen: “Ga en laat u aan de priesters zien.” Alleen door naar de priesters toe te gaan, vonden zij genezing. In andere verslagen over genezingen van melaatsen stuurt Jezus de melaatsen naar de priesters nadat Hij hen genezen heeft. Hier wordt deze opdracht hun vóór de genezing gegeven. Hun genezing vindt onderweg plaats als beloning voor hun gehoorzaamheid aan Jezus’ bevel. Dit detail brengt het geval van de tien melaatsen dichter bij het geval van Naäman de Syriër, die eveneens door Elisa van zijn melaatsheid werd genezen, maar pas nadat hij gehoor had gegeven aan het bevel van de profeet om zich in de Jordaan te baden. Bovendien keerde Naäman na zijn genezing terug naar Elisa om de God van Israël te loven en Elisa te danken. Hier keert slechts één van de tien melaatsen die genezen is, zelfs vóórdat hij zich aan de priesters vertoont, terug, verheerlijkt God met luide stem en werpt zich neer aan Jezus’ voeten om Hem te danken. En deze dankbare melaatse was, net als Naäman de Syriër, een vreemdeling, een Samaritaan.
Laten wij christenen, die geen vreemdelingen zijn, maar kinderen van God, broeders en zusters van Jezus, volgen het voorbeeld van deze vreemdeling. Laten we altijd dankbaar zijn voor degene die ons heeft gered en ons elke dag redt. Mogen wij daartoe in staat zijn. Ook een reden om naar de kerk te komen. Om dank te brengen voor al het goede en te bidden om blijvende zegen.
Ik wens U een gezegende zondag.
Br. Gerard Mathijsen
Schriftlezingen: 2 Kon 5.14-17; 2 Tim 2.8-13; Luc 17.11-19.
