20240815 Maria ten Hemelopneming Apok. 11,19a+12,1+3-6a+10ab; 1Kor.15,20-26; Lc. 1,39-56
We vieren vandaag het feest van Maria Tenhemelopneming, het ontslapen van de Moeder Gods zoals het in de Oosterse kerken heet. ‘ Na afloop van haar aardse leven is Maria met lichaam en ziel in de hemelse heerlijkheid opgenomen.’ Zo is het ooit dogmatisch geformuleerd. Kraakhelder voor de een, maar voor anderen een steen des aanstoots die zorgde voor verdere verwijdering tussen broeders en zusters die zich volgelingen noemen van hem die uit Maria is geboren tot ons aller heil. Des te meer reden dus om stil te staan bij de plek en de plaats die Maria toekomt en hoe die voor verbinding zou kunnen zorgen in plaats van scheiding.
Het eerste dat wij van Maria kunnen zeggen op grond van de Schrift is dat zij wist te luisteren. En hoe! Niet oppervlakkig maar vanuit de binnenkamer van haar hart. Luisteren, wij kennen het woord vanuit de regel van vader Benedictus, wij kennen het ook vanuit de openingspagina van de Schrift. Dat woord dat een sleutel is voor het menselijk bestaan blijkt moeilijker te verstaan en in praktijk te brengen dan we misschien zouden verwachten of verhopen. De geschiedenis van Adam en Eva is er het toonbeeld van. En heel het boek van ons geloof laat zien hoe dat begin steeds weer navolging heeft gekregen ondanks alle oproepen van wet en profeten tot het tegendeel. Maar God blijft spreken en als het bij de groten niet lukt zoekt hij het bij de kleinen. En zo klopt hij aan in Nazareth. Kan daar iets goeds vandaag komen zal later worden gevraagd. Het zwakke zal het sterken beschamen. God vindt er een luisterend oor. De mitsen en de maren van de groten worden tot zwijgen gebracht door een jonge vrouw die ja zegt wanneer gevraagd wordt woning te bieden aan het leven dat God geven wil. En zo begint een nieuw begin dat tot de dag van vandaag om navolgers vraagt: een thuis te bieden aan Gods mens geworden woord.
Het was het begin van een levenslange weg, een weg van geloof voor Maria en voor haar zoon. Er valt over Maria in de evangelies heel weinig te lezen. Na de kindsheidsverhalen treffen we nog maar sporadisch een vermelding. Dat kun je afdoen als een bewijs dat ze er verder niet toe doet. Vraag is of dat een juist antwoord is. Mogen we het ook anders lezen, en zeggen dat Maria niet alleen vóór de ontvangenis plaats heeft gemaakt voor Gods roep, maar dat zij ook na de geboorte van Jezus plaats heeft gemaakt voor de groei en de roeping van haar zoon? Want moeder zijn is veel meer dan een kind in de schoot dragen. Het is een roeping die een heel leven vraagt, met hart en ziel, met lijf en leden. Een en onverdeeld.
Ruimte maken voor Gods mens geworden woord. Ruimte om Jezus zijn eigen weg en roeping te helpen ontdekken zoals ook zijzelf in de stille binnenkamer van haar hart heeft geluisterd. Het is een lange weg geworden voor haar en voor haar zoon, die zij nooit uit het oog en hart heeft verloren. Integendeel, zij is hem gevolgd tot onder het kruis. Dat uur dat niet alleen voor hem maar ook voor haar duister en onbegrijpelijk is geweest ondanks het ja van het begin. Maar ze heeft hem niet alleen gelaten, ze is bij hem gebleven tot in dat bittere uur, ze heeft in hem geloofd en zij stond er als moeder, meelijdend en meelevend.
Zo is Maria haar weg gegaan. Haar ja woord op de boodschap van de engel was er een voor een heel leven. Niet voor een korte tijd, niet met condities, maar het had iets van een professie, want zij beloofde zich helemaal en voor altijd te geven aan het leven dat haar werd toevertrouwd.
En vandaag vieren wij hoe dat leven dat één en onverdeeld aan God heeft toebehoord, dat met hart en ziel, met lijf en leden ruimte heeft gemaakt voor de liefde die onder ons is komen wonen, hoe dat leven bij de dood in God gestorven is. Want zoals niets Maria tijdens haar leven heeft kunnen doen scheiden van de liefde voor haar zoon, zo is haar dood een laatste alles omvattende overgave aan de weg die van haar gevraagd was.
Zij is gestorven zoals ook Jezus gestorven is. Noch moeder noch zoon hebben zich aan de dood kunnen onttrekken. Die hoort tot ons mens zijn. Het is niet de vraag of wij sterven, maar de vraag is hoe wij sterven. Geschiedt het in een act van vertrouwen en overgave of is het een act van verzet?
Wij vieren vandaag in geloof dat de moeder van de Heer, die heel haar leven in trouw aan Gods roep heeft geleefd, in de dood niet uit die liefde is gevallen, maar door haar zoon is opgenomen in de schoot van de Vader. Zij die haar schoot ter beschikking had gesteld aan Gods menswording, is nu thuis gebracht in de liefde van Vader en Zoon.
Maria, moeder van God, moeder van alle levenden, zij brengt ons bij haar zoon. Zij nodigt ons uit hem op te nemen en te volgen en zo is zij moeder en beeld van de kerk. Moeder van alle gelovigen, die elk op hun beurt geroepen worden ja te zeggen op Gods aanzoek om plek te bieden aan Gods mens geworden woord, dat elke dag opnieuw aanklopt aan de deur van ons hart en vraagt om welkom geheten te worden.
Die weg begint zoals bij Maria met een stil en aandachtig luisteren naar de aanspraak in de binnenkamer van ons hart, te midden van Gods volk, waar de eeuwen door met alle feilen en falen het woord is bewaard en beluisterd. En eenmaal de roep verstaan is er ook voor ons de lange weg van lief en leed, van vreugde en verdriet, van tasten en zoeken, van dragen en dienen, opdat God in alles verheerlijkt wordt zoals in de moeder Gods is geschied in alle eenvoud en nederigheid. Amen.
Abt Thijs Ketelaars