Wij zijn hier vanavond samen voor de viering van Witte Donderdag. Daarmee beginnen wij de dagen die uitlopen op het Pasen van de Heer. Vanavond zien wij Jezus niet alleen met zijn leerlingen aan tafel aanliggen voor een bijzondere maaltijd, maar we zijn er ook getuige van hoe hij zijn vrienden de voeten wast. Twee rituelen die naar vorm sterk verschillen maar naar inhoud veel gelijkenis vertonen. Bij beiden is Jezus samen met zijn leerlingenkring. Anderen zijn niet toegelaten. Dat mag verbazen, want was Jezus niet open naar jan en alleman, maar vandaag is het voor de groep van intimi. Dat wil niet zeggen dat hier enkel heiligen mee aanlagen, beslist niet. Judas zal hem straks verraden en Petrus zal hem niet veel later verloochenen. Dat ze er allemaal bij zijn en niemand op voorhand wordt uitgesloten zegt niets over de volmaaktheid van de leerlingen maar over de liefde van Jezus. Hij bemint, hij bemint falende mensen, maar het uur zal komen – na Pasen- dat ze voor hem door het vuur gaan. En daarop loopt deze avond vooruit. Het moment is er ook naar, Jezus weet dat het voor hem het laatste uur is en dat wil hij met de groep van het eerste uur beleven. Het is een uur van uiterste intimiteit: samen eten, het leven delen en overdragen, zijn eigen ziel. En alles wat daar gebeurt, wordt in scherp afgelijnde woorden beschreven, die laten voelen dat het hier niet om een alledaagse maaltijd gaat.
Hier is sprake van een testament, van een laatste afscheid, waarbij elk woord en gebaar telt. “Hij nam brood, sprak de dankzegging, brak het en gaf het aan zijn leerlingen, zeggend: dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt’. En zo ook de beker. Het is een ritueel dat van de leerlingen de uiterste aandacht vraagt en meer dan dat. Want met het gebaar van het breken en delen reikt Jezus hun zijn eigen gebroken lichaam aan, zijn leven voor en met anderen gedeeld en gegeven tot de laatste druppel en kruimel. Ja, de dood zal hij aanvaarden als een laatste gave aan het leven. Niet als een boete maar als uiterste daad van liefde. En zij die deze gave ontvangen en aannemen, eten en drinken, krijgen daarmee deel aan het leven van hun meester. ‘Doet dit tot mijn gedachtenis’, zegt hij hun ter afsluiting. Dat is meer dan de bede om dit ritueel te blijven herhalen. Het is een opdracht om samen de maaltijd te blijven vieren, maar dan ook uit kracht van deze gave hun eigen leven te geven in navolging van hem, zodat God in alles en allen verheerlijkt wordt. Er moet daar in die bovenkamer een heel bijzondere sfeer hebben gehangen, ernstig, stil maar ook vragend en niet goed wetend hoe en wat. Dat gold voor de leerlingen maar ook voor Jezus. Hij stelde een onuitwisbaar teken, maar hoe het zijn precieze beslag zou krijgen was ook hem nog verborgen. Die maaltijd was de bezegeling van hoe hij had geleefd, waarvoor hij had geleefd en het was een voorschot op alles wat hij nog zou geven. Hoe hebben zijn leerlingen die gave aangenomen? Zeker, zij hebben gegeten en gedronken, maar wat hebben ze ervan gevat? Het was een bijzonder moment, maar het heeft de paasnacht en paasdag nodig gehad om hun de ogen en het hart te openen voor het geheim van deze avond.
Maar naast dat plechtig moment is er vanavond ook het gebeuren van de voetwassing. Het is een heel alledaags ritueel, maar het bijzondere is dat hier vanavond geen slaaf het vuile werk opknapt, maar dat Jezus zelf die taak op zich neemt. Was hij bij de maaltijd de hoofdfiguur, dat is hier ook het geval. Hij is de persoon die het gebeuren leidt, en de leerlingen moeten het aan zich laten gebeuren. Maar Petrus protesteert. Hij wil er niet aan. Hij vindt het geen taak voor zijn meester, maar die wil zijn vrienden juist laten zien dat hij hen aanvaardt met al het vuil dat aan hen kleeft. Ja, hij wil hen de voeten wassen ten teken dat ze helemaal bij hem horen en hij bij hen. Wie zich door hem laat wassen, krijgt deel aan Jezus’ leven met al wat dat aan belofte inhoudt. De leerlingen hebben zich dan toch laten wassen en daarmee neemt hun leven een wending. Zij beseffen het nog niet maar Jezus vertelt het hun. “Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk ik u gedaan heb.” Nu is het aan hen, aan ons, die door de voetwassing zijn ingelijfd in zijn leven om diezelfde dienst aan anderen te bewijzen. En zo staat de kerk te doen, de eeuwen door, tot op de dag van vandaag, elkaar de voeten wassen. Je niet groter achten dan een ander, maar voeten wassen zoals hij ons heeft voorgedaan en zo een gemeenschap opbouwen waarvan Christus het hart en hoofd is. Niet alleen op witte donderdag, maar elke dag en op elke plek waar wij gaan en staan en mensen ontmoeten, in eigen kring en daarbuiten. De een niet minder dan de ander, maar allen genodigd tot de vriendenkring rond en in Christus. Een dienst waarbij niets te klein en niets te groot is, want God zelf maakt zich klein en schuwt ook het vuile werk niet.
De twee rituelen waaraan wij vanavond deelnemen zijn beelden van een alledaags terugkerend verschijnsel in Jezus’ dagen, maar vanavond krijgen ze een nieuwe kleur en intensiteit, ze worden teken van een onvermoede gave, die voor de dood geen halt maakt.
Eucharistie en voetwassing, het zijn de twee tekenen van het verbond, die samen het leven gevende sacrament vormen. In de liturgische viering laten wij ons steeds weer door Christus samenbrengen en in zijn lichaam opnemen. En uit kracht van die gave staat ons dan buiten de kerk het werk te doen van de voetwassing, opdat alles en allen worden gereinigd en geheeld en heel de schepping wordt opgenomen in het Pasen van de Heer.
AMEN.
Vader Abt Thijs Ketelaars
Lezingen: Exodus 12,1-8+11-14 / 1 Korinthe 11, 23-26 / Johannes 13, 1-15