Hoogfeest H. Benedictus

Vorig jaar stond de preek op deze feestdag in het teken van het luisteren. Dat is niet alleen het sleutelwoord van de regel van Benedictus, maar het woord sloot ook nauw aan bij het thema van het synodaal proces. Dat luisteren is nog steeds het hart van de regel. En ook het synodaalproces is nog niet afgelopen. Integendeel, de paus heeft dezer dagen vanaf zijn ziekbed een nieuwe fase aangekondigd waarvoor drieënhalf jaar wordt uitgetrokken om de inzichten en besluiten op alle niveaus in de kerk te laten aarden en doorwerken. Alle reden dus om het thema van het luisteren niet in de kast op te bergen, maar het dagelijks in praktijk te brengen. Maar de situatie in onze wereld brengt mij ertoe vandaag stil te staan bij een ander woord dat onze benedictijnse  familie na aan het hart ligt. Het staat al eeuwenlang gebeiteld boven kloosterpoorten en ook in onze abdij prijkt het boven de oude ingang: pax, vrede.

Monniken hebben de eeuwen door geprobeerd die vrede vorm te geven niet zozeer door te preken en rond te trekken, maar door die vrede te belichamen  in de gemeenschap waar zij leven en in de toeleg op vrede in het eigen hart. Geen theorie maar geleefde werkelijkheid in een communiteit van mensen. Maar dat blijkt in de praktijk nog wel eens een weerbarstige opgave. Je zult maar samenleven met personen die je zelf niet hebt uitgekozen om nog maar te zwijgen over jezelf. Daar is werk aan de winkel, niet alleen in de gemeenschap maar ook in je eigen hart, Want de vaders in de woestijn, Evagrius voorop, hebben uit eigen ervaring ontdekt dat de basishouding van de mens sinds de misstap in het paradijs een mengeling is van angst, zelfverdediging en hebzucht.[1] Wat de gevolgen daarvan zijn laat zich raden. Wil er uitzicht komen op vrede, dan dienen er obstakels te worden opgeruimd om plaats te maken voor de liefde van Christus. Dat is geen sinecure en het is ook geen werk van één dag, maar als de liefde doel en zin is van het leven van ons allen, dan moeten wij niet terugschrikken voor de weg erheen.

Wat heeft Benedictus ons over die weg te zeggen? Het woord vrede komt, als ik goed heb geteld, achtmaal in de regel voor. Dat is geen overdaad, maar het is genoeg om ons in het goede spoor te leiden.  We gaan ze niet allemaal langs. Een aantal keren heeft het woord vrede in de regel betrekking op de broederlijke relaties. Het is bijvoorbeeld uit den boze een gehuichelde vredeskus te geven. De vrede in een gemeenschap vraagt om een respectvolle en open houding. Geen achterbaks gedoe en geen dubbele agenda. Ook geen egotripperij of geldingsdrang die anderen bang maakt of levensruimte ontzegt. Broederlijk samenleven levert huiswerk op in de leerschool van Benedictus. Gezamenlijk maar ook persoonlijk. Want als die oudvaders en oudmoeders gelijk hebben – en dat valt moeilijk te ontkennen- dan moet ook ons eigen hart als een akker worden bewerkt om vrucht in plaats vaan distels voort te brengen.

Het woord vrede verschijnt voor het eerst in de proloog. Daar staat die prachtige vraag: “Wie is de mens die naar het leven verlangt en goede dagen wenst te zien?” Daar kun je toch moeilijk nee op zeggen. En Benedictus antwoordt dan met een citaat uit psalm 34 “weerhoud dan uw tong van het kwade en laat uw lippen geen bedrieglijke taal spreken. Keer u af van het kwaad en doe het goede, zoek de vrede en jaag hem na”. Dat zoeken van de vrede staat achteraan in de zin, er gaat een reeks aan vooraf die allemaal zegt wat je niet moet doen op die zoektocht naar de vrede. Het begint met tong en taal. Hoe vaak worden zij niet alleen in de grote mensenwereld maar ook in ons eigen kleine bestaan ten kwade gebruikt. In het dagboek van Dag Hammarskjöld staan daar een paar behartenswaardige zinnen over, waarvan ik er hier één citeer. “Misbruik van het woord betekent verachting tonen voor de mens. Het ondermijnt de bruggen en vergiftigt de bronnen. Het voert ons terug op de lange weg van de menswording.”[2] Die woorden zijn niet alleen gericht tot de grote wereld maar ook aan ons persoonlijk, want vrede begint op de akker van onze ziel. Wij zullen het goede leven nooit ervaren, wanneer wij zelf niet als eerste de weg van ommekeer en zuivering gaan. En de vrede van Christus waarvan Paulus vandaag in de Filippenzenbrief spreekt zal ons maar bewonen en behoeden, als de weg der bekering is gegaan en wij vrij zijn gemaakt tot een leven van dankzegging en beminnelijkheid. Wanneer wij het harnas van de zelfverdediging en de gesloten hand van de hebzucht hebben afgelegd en laten omvormen tot de kwetsbaarheid en  ruimheid van hart waar Benedictus de proloog mee besluit.

Vrede, we dienen er elk dag om te bidden en ons met hart en ziel voor in te zetten. In dat verband is het opvallend dat er in de regel zowel bij de gastenontvangst als bij het geven van de vredeskus onder de broeders gewaakt moet worden dat het geen valse of gehuichelde vrede is. Dat doet vermoeden dat het geen vanzelfsprekendheid is de ander met een zuiver en onbevooroordeeld hart te benaderen. Wanneer er gasten worden ontvangen moet er eerst samen gebeden worden en dan kan men elkaar begroeten om te voorkomen dat er misleiding van de duivel in het spel is[3]. De dubbele agenda waar onze wereld zo vol van is, wil Benedictus kost wat kost vermijden en buitensluiten.

Vrede, het is een gave die wij ontvangen in de leerschool van Christus. Vrede, het is ook de vrucht van ingespannen arbeid in het persoonlijk en gemeenschappelijk bestaan. Toeleg op zuiverheid van hart, waar we elkaar niet de maat nemen, maar waar wij wedijveren in respect voor elkaar[4] en niets stellen boven de liefde van Christus.

Moge zo het woord PAX met recht boven onze deur staan en ons blijven aansporen mensen van vrede te zijn in een wereld die er zo nood aan heeft. AMEN.

[1] R. Williams: Hartstochten van de ziel, pg 28-29

[2] Dag Hammarskjöld: Merkstenen 1955, pg 87

[3] RB 53,4,5

[4] RB 72,4; Rom. 12.10

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie