Het oog en het licht
Drie jaar geleden, broeders en zusters, heb ik over de lezingen van deze zondag gepreekt over de macht van het woord ten goede of ten kwade. Ik weet niet of u dat zich nog herinnert. Vandaag wil ik wil ik daarom stilstaan bij het oog, een zintuig dat in het evangelie van deze morgen ook een grote plaats inneemt.
In het land der blinden is de eenoog koning, luidt een oud gezegde. Maar als we het evangelie van vandaag goed hebben gehoord, lijkt het erop dat we allemaal blind zijn. Dat horen we misschien niet graag, maar dan is er des te meer reden om met die tekst in gesprek te gaan. Woord en wederwoord, en wie weet worden ons dan de ogen geopend om te zien wie wij zijn en waar we staan en gaan.
Met welke ogen kijken wij naar elkaar, naar onszelf en naar God. En hoe kijken die anderen naar ons, met welke blik? Het zijn vragen die wij ons misschien niet elke dag stellen, maar die wel ons bestaan van alledag bepalen. Zie ik alles zwart, zie ik de ander alleen als concurrent of als bedreiging of hebben wij een blik die ruimte schept en weet te onderscheiden tussen licht en donker? Een blik, een oog dat leven ziet en leven geeft, een pad waarop je elkaar bijstaat en helpt.
Het evangelie tekent met een scherpe blik de realiteit van alledag en daar komen de leerlingen minder fraai in beeld dan ze wellicht hadden verwacht. “Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder en waarom slaat gij geen acht op de balk in uw eigen oog?” Klare taal en vermoedelijk voor ons heel herkenbaar. Want leven ook wij niet in een tijd waarin we dagelijks in het groot en in het klein worden geconfronteerd met de beschuldigende vinger, de afkeurende blik en de veroordelende woorden, die niet opbouwen maar afbreken. Het gebeurt op alle niveaus en in alle verbanden. Het is de blik van de oude Adam en Eva, die naar de ander wijzen als het om schuld gaat, om fouten of mislukking. Een blik die geen weg wijst naar een leven in het licht, maar op een doodlopend pad voert.
Maar waar komt die duister blik vandaan en kan het dan echt niet anders? Het is misschien een lange weg, een van vallen en opstaan, maar de Schrift zelf toont ons temidden van alle duister een weg ten leven. Dat oude verhaal vertelt ons op de eerste bladzijden dat wij geschapen zijn om elkaar het licht in de ogen te gunnen, om elkaar te bezien met de blik van Gods verwondering, die zag wat heel goed was. Een blik die leven geeft, vertrouwen wekt en die, toen de afgunstige blik van de mens voor een kink in de kabel zorgde, een uitweg zocht om het werk van zijn handen toch leven en toekomst te schenken. God blijft met een barmhartige blik naar de mens kijken. En daarbij gaat Hij zover dat Hij in Jezus onder ons een menselijk gezicht krijgt. Let wel, Jezus is niet blind voor wat er in het leven omgaat, maar bij hem zien wij geen afgunstige, geen angstige of agressieve blik. Hij kijkt met de blik van Gods barmhartigheid, niet uit de hoogte maar als een die met ons begaan is en naar leven zoekt en leven wijst. Hij is de ene die oog heeft voor het geknakte riet, de dovende vlaspit, maar ook voor de rijke jongeling en de arme weduwe, voor de bruid en de bruidegom te Kana en Matheus de tollenaar en u en ik hebben ook een plek in die rij. Allemaal ziet hij ze staan, kijkt ze aan met de blik van Gods barmhartigheid en hij nodigt ons uit bij hem in de leer te gaan. En dat doet hij niet vanuit de hoogte, maar hij doet het door met ons door de straten van het leven te trekken en ons al doende te laten zien hoe het innerlijk oog gevormd en geschoold wordt in de school van Gods barmhartigheid. Een leerschool die een leven lang duurt en waar niemand wordt geweigerd. En wees niet bang, er is geen of nauwelijks theoretisch onderwijs. De leraar neemt ons mee naar buiten of is ergens te gast en daar geeft hij aanschouwelijk onderwijs. Hij ziet Matheus aan het tolhuis en hij ziet niet een collaborateur van de Romeinen, maar iemand die gevangen zit in zichzelf of in een systeem en Jezus’ blik bevrijdt hem. En al die zieken die bij hem worden gebracht, hoe heeft zijn blik hun leven veranderd. Ze zijn als mens gezien en hebben voor zichzelf een naam en een gezicht gekregen: door God bemind.
“De leerling staat niet boven zijn meester, maar hij zal ten volle gevormd zijn als hij is gelijk zijn meester.” In die leerschool is geen sprake van competitie of het moest zijn dat wij allen willen worden als de meester, die in zijn nederigheid ieder en allen broeders en zusters noemt, kinderen van de ene Vader. En zoals gezegd, die leerschool heeft zijn plek in het dagelijks bestaan, op straat, in huis, op het werk en overal waar mensen elkaar treffen en samenkomen. Maar er is één uur theorie. Ik weet niet zeker of het per dag of per week is, daar moet u zelf naar op zoek. En theorie is niet het goede woord, excuus, maar dat ene uur verlaat Jezus de straat en het gezelschap en zoekt hij een stille plek om zich door de Vader te laten vormen in de leerschool van het gebed. Daar wordt niets of niet veel gezegd, maar vooral in stilte geluisterd. Hij is er gevormd door Gods scheppende Geest en hij nodigt ons uit om met hem in dat stil gesprek mee te gaan om te leren leven als kinderen van het licht, elkaar tot gids en zegen.
AMEN
Abt Thijs Ketelaars
Lezingen: Jesus Sirach 27,4-7 / 1 Korinthe 15,54-58 / Lukas 6,39-45