Nieuws

Preek 26 november 2023

De kerk sluit vandaag het liturgisch jaar af met het feest van Christus Koning en daarbij hoorden wij het slot van Matheus 25 voorlezen. Die passage gaat juist als de parabels die eraan voorafgingen over het einde van ons mensenleven, over het opmaken van de balans. Zover zijn wij in ons land nog niet. Na de verkiezingen van afgelopen dagen is er misschien sprake  van een nieuw begin. Maar welke balans dat gaat mettertijd gaat opleveren is nog heel de vraag.

Wie in een bedrijf op het eind van het jaar de balans wil opmaken, begint met het verzamelen van de gegevens van het voorbije jaar. Die zijn bepalend voor het eindresultaat. Welbeschouwd is wat aan de balans voorafgaat belangrijker dan de afsluiting. Aan die laatste valt immers niet veel aan te veranderen, tenzij je met de data gaat sjoemelen. Met dat in ons achterhoofd gaat het evangelie van vandaag dus niet over een verre toekomst, een einde der tijden, maar over het heden. Waar we de zaken nu niet goed voor elkaar hebben, waar we de ons gegeven tijd en mogelijkheden niet goed gebruiken,  zal dat terugkeren bij het opmaken van de eindbalans.

Daarbij speelt nog iets anders een belangrijke rol. Ons doen en laten maakt deel uit van een heel netwerk dat medebepalend is voor het eindresultaat. En waar dat wordt vergeten, verwaarloosd of ontkend, valt de balans misschien heel anders uit dan wij hadden verwacht. Wie in zijn leven niet alle factoren meeneemt, kan van een koude kermis thuiskomen.

“Alle volkeren zullen bijeengebracht worden”, hoorden wij in de lezing van het evangelie. In die laatste hoofdstukken voordat het verhaal van Jezus’ passie begint, zien wij hoe Jezus’ blik zich gaandeweg heeft verbreed. Het gaat niet meer alleen over het heil en welzijn van Gods volk, of van de kerk, nee, het gaat om heel de wereld met allen die erop wonen. Geen hokjes geest, maar een hart waarin heel de wereld een plek krijgt. Want heel de schepping gaat God ter harte en wil hij tot voltooiing brengen. Die brede visie heeft ook in het leven van Jezus een groeiproces doorlopen. Hij heeft in zijn doen en laten, in zijn bidden en zwijgen de liefde van de Vader meer en meer gepeild en is zo in zijn menselijk bestaan beeld geworden van God met ons, bewogen en bezorgd om ieder mensenkind zonder voorbehoud. Een verkiezingsprogramma of een regeringsprogramma dat heel de wereld omhelst.

Er valt bij lezing en herlezing nog iets op in dit evangelieverhaal. Er is sprake van schapen en bokken. Die twee groepen verschillen in de manier waarop ze in het dagelijkse leven omgezien hebben naar al die mensen die op de hulp van anderen zijn aangewezen. De bokken zijn eraan voorbijgelopen zonder er zich om te bekommeren, maar de schapen hebben als de barmhartige Samaritaan de nood van anderen gelenigd, bekenden en onbekenden. Was het van de bokken kwade wil of hadden ze geen tijd, waren andere zaken in hun ogen belangrijker, hadden ze alleen oog voor eigen welzijn en gewin? Wie zal het zeggen? Wat zien wij als wij in deze spiegel kijken? En die schapen dan, wat was de drijfveer in hun doen en laten? Werden ze gedreven door hun geloof, door het voorbeeld van Jezus of door de aanblik van een lijdende mens, iemand die toch ook een mens was, die je niet in de goot kon laten liggen? Mens zoals zij zelf maar door welke oorzaak ook in een veel ongelukkiger situatie terechtgekomen. Wie zal het zeggen? Maar hoezeer die bokken en schapen ook van elkaar verschilden en hoezeer dat ook te zien was in hun meeleven en meelijden met mensen, geen van twee was er zich van bewust dat het Jezus was die een beroep op hen deed in die kwetsbare mensen op hun pad, die hongerigen, die zieken, die gevangenen en al die kleine mensen.

De bokken zeiden: we wisten het niet, anders hadden we vooraan gestaan bij de hulpverlening. Nee, zo hadden wij het niet verwacht. Sorry, maar we hebben aan goede doelen gegeven en we hebben zondags in het kerkkoor meegezongen, het was geen kwade wil. Of was het toch een vorm van buitensluiting geweest? God met ons zoals het op de gulden stond en verder eigen kring eerst. Die bokken, zij hebben nooit vermoed en gedacht dat God ons zo rakelings nabij komt in het werk van zijn handen, in al die mensen die broeders en zusters zijn van hem die ons lot heeft willen delen tot in de goot en in de dood. Wie hen vergeet, heeft op de balans een groot gat, hij heeft vergeefs geleefd, niet gezien waar het in het leven op aan komt.

Maar dan de schapen. Die zeiden warempel ook: we wisten het niet, we hebben alleen maar onze plicht als mens gedaan. Nee, ze hebben het niet gedaan om met hun goede daden de hemel te verdienen. Zij waren geen boekhouders maar mensen met een hart dat zich laat raken ongeacht cijfers en getallen, winst of verlies. Zij hebben gedaan waartoe wij als mens geroepen zijn. Niet om wat dan ook te verdienen maar om een wereld op te bouwen die God eert en mensen in hun waardigheid bevestigt en herstelt.

En dan nog iets, er wordt bij het balans opmaken niet gevraagd of je wel trouw bent geweest aan de zeven sacramenten. Zijn die dan niet belangrijk? Zeker, zonder die is de weg een eenzaam en moeizaam avontuur, door hen worden wij gevoed, gesterkt en bijeengehouden, maar zonder die ontbrekende daad die door Paus Benedictus XVI ooit het sacrament van de broederschap is genoemd, is al het andere een vruchteloze huls. De inzet pro Deo voor degenen die uit de boot dreigen te vallen of al in het water liggen is de toetssteen  van  ons leven, nu en bij het opmaken van de balans.

Wij sluiten het kerkelijk jaar af, wij kijken terug, maar we kijken ook vooruit en weten wat ons te doen staat nu wij het woord van de Heer hebben gehoord. Nu nog de politici die voor de tweede kamer zijn gekozen; bidden wij dat zij beginnen met een programma  waarin niemand buiten de boot valt of wordt buitengesloten, maar dat ons land een nieuw begin  maakt met het sacrament van de broederschap, binnen en buiten de kerk, zodat elk mensenleven wordt geacht en gedragen door de inzet van allen. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Christus Koning 2023 Mt.25,31-46

Preek 19 november 2023

Vandaag luisterden we naar de bekende parabel over de talenten zoals Mattheus ons die heeft overgeleverd. Talent is in onze taal iets immaterieels, een bijzondere begaafdheid die je hebt: voor muziek, voor rekenen, voor sport. In de oudheid was het de hoogste geldeenheid: een talent stond voor ongeveer 30 kg edel metaal, zilver of goud,  een dagloner moest daar 20 jaar voor werken. Een leven lang!  Als je zo’n kapitaal in de grond begraaft verknoei je de kans van je leven. Maar Jezus gaat het natuurlijk niet om geld.

De hoofdrol in de parabel is toch wel voor de landeigenaar. Een rijk, zeer vermogend man. Als deze naar het buitenland gaat vertrouwt hij het beheer van een deel van zijn bezit toe aan zijn dienaren. We mogen aannemen dat hij zijn pappenheimers kent, hij weet wat zij waard zijn, wat zij aankunnen. Daarom geeft hij ze niet allemaal evenveel verantwoordelijkheid, de een vertrouwt hij meer toe dan de ander, naar gelang hij schat wat ieder aankan. En als hij terugkomt vraagt hij rekenschap. In de eerste heeft hij zich niet vergist. Die heeft de gegeven mogelijkheden goed gebruikt, en het kapitaal weten te verdubbelen. Ook de tweede heeft hard gewerkt en kan mooie cijfers tonen.  De eigenaar toont zich tevreden en nodigt hen uit binnen te gaan “in de vreugde van de Heer”. Die uitnodiging verwijst wel naar de hemelse heerlijkheid en maakt meteen duidelijk dat de eigenaar niemand anders kan zijn dan de Heer van hemel en aarde. Maar hoe dit ook zij, welke identiteit de eigenaar ook heeft, wat van belang is in de parabel: het gaat om het vertrouwen, over en weer, om de relatie.

En daaraan schort het bij de dienaar die één talent werd toebedacht. Die heeft een negatieve kijk op de eigenaar. Hij is van oordeel dat deze hard is en inhalig. Daarom durft hij niet in te gaan op de uitdaging, zich niet te engageren, maar heeft hij in de grond gestopt wat hem werd toevertrouwd. Hij heeft het `momentum’ niet onderkend, de kans verspeeld om iets te doen met wat hij kreeg, om zijn trouw te bewijzen. Hij heeft zich laten leiden door angst, en staat daardoor nu met lege handen.

Angst, wantrouwen scheppen afstand, maken de ander tot bedreiging, tot vijand. Helaas, zusters en broeders, zijn dat in onze samenleving gevoelens die het leven domineren en ontwrichten. De wereldpolitiek biedt een tragisch schouwspel van machtsblokken die uit angst voor de ander al hun middelen gebruiken, niet om met hun talenten te woekeren en de opbrengst te vergroten, maar om zich te wapenen en de vijand te vernietigen. Met de energie en het kapitaal dat wordt aangewend aan oorlog en verdediging zou gemakkelijk alle armoede uit de wereld geholpen kunnen worden, zouden woningen kunnen worden gebouwd en de mensen in vrede leven. Uit angst en wantrouwen wordt oorlog gevoerd, worden mensenlevens geofferd en ontstaan uitzichtloze situaties, problemen die onoplosbaar zijn en worden doorgegeven aan volgende generaties, als die er nog komen. De talenten die de mensheid overvloedig zijn toevertrouwd, worden schandalig beheerd. Werden ze maar in de grond gestopt! Ze worden misbruikt om vernietigingen aan te richten  en te doden

De man met het ene talent is een mens die de zin van het leven mist. Die de eigenaar niet vertrouwt, die blind is voor diens intentie, diens uitdaging. Hij had geen grote winst hoeven te maken. Als hij pech had gehad en verlies geleden, zou de eigenaar het hem wel vergeven hebben, als hij maar zijn best had gedaan. Als hij maar geprobeerd had er iets van te maken. Wat jammer dat hij zich bang toonde, en geen vertrouwen had.

Zusters en broeders is dat niet de les die wij uit deze parabel zouden moeten trekken: laten wij niet bang zijn voor God. Maar laten wij ook niet blind zijn voor zijn bestaan.

U weet vooral in de 19e eeuw werd gezegd: de kerk houdt de mensen gelovig en dom, en dan kan de elite hen arm houden. Tegenwoordig is het alsof de leidende klasse de mensen dom houdt door hen het geloof af te nemen, en daarmee alle zicht op de grotere werkelijkheid van ons leven, begraaft zij de hoop, en doodt het uitzicht op de zin van het bestaan.  Hoe dikwijls hoor je niet dat mensen het leven zinloos vinden? Als wij Jezus geloven heeft ons aardse leven eeuwigheidswaarde.

Het leven dat ons gegeven is, is de tijd  waarin we ons ofwel goede en trouwe dienaren kunnen tonen ofwel slechte en luie. De Heer geeft ons geen blauwdruk voor elk uur van elke dag, evenmin als aan de dienaren in de gelijkenis werd verteld wat ze met hun talenten moesten doen. Maar de Heer verwacht ijver in het gebruik van de gaven die we hebben ontvangen. Het is aan ons om uit te zoeken wat het beste is met wat we hebben ontvangen. Er wordt niet van ons verwacht dat we dezelfde vruchten voortbrengen als onze naaste; wat wel van ons wordt verwacht is dat we vruchten voortbrengen voor het koninkrijk. God verwacht van ons dat we ondernemend zijn voor het koninkrijk. Het heeft geen zin tijd te verspillen aan het uitzoeken wanneer de wederkomst van Jezus zal zijn, zoals  Paulus zegt aan de Tessalonicenzen in de tweede lezing (1 Thess 5:1-6). Maar niet weten wanneer Jezus terugkomt is geen excuus om niets te doen, schrijft de apostel: “Laten we niet slapen zoals de rest, maar laten we alert en nuchter blijven.” Het is nu een opwindende tijd. God heeft ons talenten gegeven. Hij vertrouwt erop dat we ze gebruiken. Wij mogen uitzoeken en beslissen hoe we onze talenten het beste kunnen gebruiken voor het koninkrijk. De gelijkenis wil ons ook laten weten dat wat we van God hebben gekregen niet iets kleins is, maar gigantisch. De meester had de dienaren een enorme som geld toevertrouwt. Wat God ons toevertrouwt is even kolossaal en onbetaalbaar. We hebben zoveel van God ontvangen dat we als vanzelfsprekend beschouwen.

Die ene dienaar die dat niet besefte was geen crimineel of een booswicht . Hij was nalatig, bang  en ongelovig. Hij had precies gekregen wat hij aankon, maar deed er niets mee. Hij deed zich kennen als het tegenbeeld van de waardige vrouw over wie wij hoorden in de eerste lezing uit Spreuken 31, de vrouw die meer waard is dan parels. Ze is als de eerste twee dienaren in de gelijkenis – goed en trouw. De lezing geeft een opsomming van haar goede werken, en wat we hoorden is slechts een uittreksel van een veel langere passage waarin nog meer van haar goede werken worden opgesomd. Ze lijkt op een dienares die tien talenten ontving en er nog eens tien talenten bij deed. Het is haar ijver naar vermogen die ervoor heeft gezorgd dat ze vandaag samen met de gelijkenis van de talenten wordt gelezen.

Ik las de uitleg van deze parabel door paus Benedictus XVI. Volgens hem verwijzen de talenten niet alleen naar onze natuurlijke vaardigheden en kwaliteiten, maar naar de geestelijke rijkdom die Jezus ons geeft. Paus Benedictus ziet in deze talenten het Woord van God dat ons geschonken is, het sacrament van het doopsel waardoor wij kinderen zijn van God, de gave van het gebed waardoor wij met God kunnen communiceren, de sacramenten van verzoening en vooral van de Eucharistie, waarin het Koninkrijk dat God zelf is, aanwezig is in ons midden. De derde dienaar begroef zijn schat omdat hij een verkeerde houding tegenover God had; hij beschreef God als een harde leermeester. Als je naar zijn beschrijving van God luistert, zou je denken dat God was als een Farao die de joden stenen liet maken zonder hen stro te leveren. Paus Benedictus ziet in het begraven van het talent dat mensen na het ontvangen van doopsel, eucharistie en vormsel deze gaven vervolgens begraven onder een deken van vooroordelen, en een vals beeld van God dat hen verlamt.

Het werk dat God van ons verlangt, zusters en broeders is dat wij geloven, en leven vanuit dat geloof Mogen wij in een samenleving die bol staat van spanningen en tegenstellingen, van angst en argwaan, van wanhoop en strijd, vasthouden aan het geloof in een God, Schepper van hemel en aarde, een God die onze Vader wil zijn, en ons allen uitnodigt tot de vreugde van zijn rijk.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 33 dhj A Mt. 25, 14-30

Preek 12 november 2023

In sommige kerken hebben de predikanten de gewoonte om de luisteraars niet alleen met de oren bij de preek te betrekken, maar krijgen ze ook de gelegenheid om met opgestoken handen of met woorden hun reactie kenbaar te maken. Wij zijn dat hier niet gewoon, maar ik vroeg mij bij de voorbereiding af wat uw eerste reactie zou zijn bij het horen van de parabel over de 10 bruidsmeisjes. Vindt u het een sympathiek verhaal of stuit het gedrag van die verstandigen u tegen de borst. Zo in de trant van: “dat is toch niet christelijk, ze hadden moeten delen”. Eerlijk gezegd, ik zou u die reactie niet kwalijk nemen. Bij een eerste lezing is dat, dunkt mij, niet onbegrijpelijk. Maar wat als we het verhaal wat nader bekijken en proberen te verstaan wat Matteüs zijn parochianen wil meegegeven.

Matteüs, het is de enige evangelist die dit verhaal heeft opgetekend. Kenden de anderen het dan niet, wie zal het zeggen. Maar blijkbaar vond Matteüs het een heel toepasselijk verhaal voor zijn parochie.

Koninkrijk der hemelen, daar gaat het over. Maar bij die benaming moeten we ons er rekenschap van geven dat Matteüs voor joden christenen schreef en die kenden de traditie dat ze de naam van God uit eerbied niet uitspraken. Welbeschouwd gaat het dus over een parabel over het rijk van God en daarbij dienen wij dan niet direct aan een boven- of buitenaardse hemel of ruimte te denken, maar aan een manier van leven zoals God die bedoeld heeft, zoals hem die voor ogen staat. Een wereld waar voor elk en iedereen plaats is, waar niemand aan de tafel van het leven wordt geweigerd of buitengezet. Ons gemeenschappelijk huis, dat grote geschenk van God, met allen broederlijk en zusterlijk gedeeld, zonder afgunst en zonder welke achterklap en agressie dan ook. Hoor ik u nu binnensmonds mompelen dat zoiets wereldvreemde praat is of zegt u dat zou een droom zijn?

Misschien komen wij daarmee precies bij de parochie van Matteüs uit. Die mensen hadden zich gewonnen gegeven aan de droom van Jezus over Gods Koninkrijk. Hij had zich zijn hele leven ingezet voor dat rijk van de Vader, maar bij zijn leven had hij het niet verwezenlijkt gezien. Maar geloven bleef hij er in. Want daarvoor was zijn Vader aan het avontuur met de mens begonnen. En vandaag vertelt hij dan een verhaal dat ons wakker wil schudden, maar ook wil sterken om met het verstrijken van de tijd de droom van God, zijn hartstochtelijk verlangen, niet op te geven. Maar dat is geen vanzelfsprekendheid zoals wij zien aan die tien bruidsmeisjes.

Vijf van hen  waren dom, de andere vijf verstandig. Maar de vertaling wijs en dwaas zou beter geweest zijn. Het gaat hier namelijk niet over meer of minder intelligent, maar het gaat om iets diepers. Wijsheid en dwaasheid zijn categorieën die niet gekoppeld zijn aan geleerdheid en studie, maar aan levenswijsheid en een bepaalde levenshouding.

En nu zien we dat er in de parochie van Matteüs twee groepen gelovigen zijn. Hij spreekt van vijf bruidsmeisjes die het wachten en het verlangen niet hebben opgegeven, die ondanks de duur de droom van God brandend houden en dat er vijf anderen zijn bij wie het misschien nog wel smeult maar die mettertijd geen olie meer hebben om de vlam brandend te houden. Het duurt te lang en misschien vinden ze het wel goed in hun kleine wereldje zonder zich echt te bekommeren om wat er verder in de wereld gebeurt. Ze hebben de woorden van Jezus wel gehoord, hebben er ook ja op gezegd en zich laten dopen, vermoedelijk komen ze zelfs elke zondag naar de viering maar het verlangen van God dat heel de wereld omvat, heeft bij hen nooit echt postgevat of het is met het verstrijken van de jaren weggeëbd. Dat wij zijn geroepen tot een meer omvattend visioen dan een fatsoenlijk leven onder gelijkgezinden, het leeft niet echt meer onder hen en hun leven is er dan ook naar. Geen echte passie voor God en diens liefde die alle leven omvat en tot wasdom brengen wil. Het is o zo begrijpelijk als je rondom je heen kijkt en ziet wat er allemaal gebeurt en op ons afkomt, maar toch..

Maar toch, het leven is meer dan brood en spelen, het echte leven droomt van gerechtigheid en vrede, van pure schoonheid ook en stilte die het leven herschept, God alles in allen. Maar dat verlangen dat ons in het hart is gelegd blijft maar levend als het ook wordt gevoed. En hoe doe je dat? Niet door bij de pakken neer te zitten, maar door met de blik en het oor van Jezus naar het leven te kijken en te luisteren om zo te groeien in compassie, in meeleven, in meelijden en waar kan meehelpen. Waar dat verlangen afsterft of niet meer wordt gevoed, rest niets dan een grijs bestaan dat uitdooft voor het ten volle is geleefd, laat staan dat het blijft hopen en dromen van een leven dat al ons verlangen te boven gaat, geboren uit Gods verlangen, uitziend naar de grote ontmoeting die heel het leven tot en met de dood in nieuw licht plaatst.

Die vijf die tevergeefs aanklopten bij de vijf wijzen klopten aan de verkeerde deur. Dat afgestorven verlangen kun je niet zomaar even bij een buur gaan halen op het laatste moment. Het is geen zak aardappels. Dat kleine vuur van het begin het vraagt erom elke dag te worden gevoed door stilte, gebed en actieve inzet om zo een fakkel te worden die de tijd trotseert en op het juiste moment klaar is voor de ontmoeting die al ons verlangen overtreft.

De fakkel brandend houden, het was in de tijd van Matteüs niet vanzelfsprekend zoals het dan ook in onze dagen niet is. Laten we elkaar dan steunen door samen te bidden, samen te zien hoe Gods droom levend te houden met grensoverschrijdende gebaren. Ze hoeven niet groot te zijn, maar als ze maar de compassie en de onbaatzuchtigheid van Jezus tonen. Dan zal die kleine boom die wij nu planten eens groot in Gods voorhof staan, wie weet. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Adhj32 2023 Wijsheid 6,12-16; 1Tess. 4,13-18; Mt. 25,1-13

Preek 5 november 2023

De vorige week werd de eerste fase van de synode te Rome over de synodale weg afgesloten. Zoals u weet wil paus Franciscus dat alle gelovigen zich daarbij betrokken voelen. Dat wij samen de weg van het evangelie gaan, en luisteren naar de Geest van God. Jezus is begonnen met zijn leerlingen te vormen tot mensen die wisten te luisteren naar de inspiratie van de Geest, naar de binnenkant van Gods woord.  Nu hebben religieuze leiders altijd de neiging om met de beste bedoelingen ook in een proces van samen op weg zijn zelf de lakens te willen uitdelen, zelf de touwtjes in handen te willen houden. Dat zien ze als hun taak, anders gaat het mis. Paus Franciscus noemt dat het gevaar van het klerikalisme. Hoe was dat in Jezus tijd?

Mensen hadden Jezus gevraagd wat te denken van de Schriftgeleerden en Farizeeën? Dat waren de leiders in die tijd. Mensen met goede bedoelingen, maar ook met beroepsdeformatie. Met een overtrokken zekerheid van hun eigen gelijk. Wat de Schriftgeleerden betreft, geeft Jezus toe dat zij inderdaad de onderwijstaak van Mozes hebben geërfd; en voor zover zij de Wet van God en de leer van Mozes authentiek overbrengen, spraken zij met gezag. Er was dus reden om naar hun onderwijs te luisteren. Zelfs als ze niet zouden doen wat ze zelf zeiden, toch maar doen wat ze leerden. Maar vermijden om hun daden te volgen als die in strijd zijn met wat zij leren.

Niet alles wat zij zeggen en leren, vervolgt Jezus, is aanvaardbaar. Hun onderwijs heeft twee aspecten: enerzijds is er de objectieve uiteenzetting van de wet van Mozes, en anderzijds de toepassing ervan, inclusief allerlei voorschriften als aanvulling op de authentieke leer van Mozes: ” Ze binden zware lasten en laden ze op de schouders van mensen”, vervolgvoorschriften, ondraaglijke lasten, terwijl ze zelf zullen oppassen dat ze ze er niet hun vingers aan branden. Hun onderwijs is in deze gevallen precies het tegenovergestelde van het onderwijs van Jezus, die zichzelf niet spaart, maar ons leert: “Mijn juk is zacht en mijn last is licht.” Jezus nodigt iedereen die gebukt gaat onder de last die de Schriftgeleerden en Farizeeën op de schouders van mensen leggen, om tot Hem te komen, die zachtmoedig en nederig van hart is (Mt. 11/28-30).

Het is deze zachtmoedigheid en nederigheid van hart die de huichelaars en ijdele Farizeeën ontberen. Als ze nauwgezet bepaalde externe praktijken en materiële toewijdingen in acht nemen, is dit toch vooral hypocrisie. Jezus wijst er twee aan: het dragen van gebedsriemen en franjes. Die gebedsriemen waren en zijn nog altijd perkamenten banieren waarop een gebod van God is gegraveerd en die in kleine doosjes of kistjes worden gedragen die aan het voorhoofd of aan de arm waren bevestigd. Zij vormen een materiële toepassing van het voorschrift om altijd de geboden van God voor ogen te hebben. De franjes of kwastjes werden gedragen aan de vier hoeken van de mantel, en het is heel goed mogelijk dat Jezus die zelf ook zal hebben gedragen, zij moesten de Israëlieten herinneren aan de voorschriften van God. De Farizeeën breidden die gebedsriemen uit en verlengden de franjes van hun kleding excessief. Voor Jezus was dat hypocrisie en ijdelheid. Omdat ze, zo legt hij uit, handelen om opgemerkt te worden: ze zoeken de eerste plaats in synagogen en bij banketten, ze zoeken begroetingen op openbare pleinen, altijd met hetzelfde doel om gezien, opgemerkt, geëerd en gerespecteerd te worden. Ze houden van de titel van rabbijn, of die van vader of zelfs doktor, leraar. De titels Rabbi en Doctor waren acceptabel voor echte Schriftgeleerden die de studies hadden afgerond die recht gaven op deze titels, maar niet voor iedere Farizeeër, die lid was van die groep en enkel via zijn sociale status daaraan zijn gezag ontleende. En de Schriftgeleerden kunnen, ook als zij recht hebben op de titel van Rabbi, Meester of Doktor, niet eisen Vader genoemd te worden, in de zin van Vader of Spirituele Gids, zegt Jezus. Hij adviseert de discipelen, ook zijn apostelen, om geen van deze titels te claimen. Dat zou betekenen dat je jezelf een glorie toedicht die alleen God toebehoort, de ware en enige Meester, Rabbi en Vader. Het is ongetwijfeld een aanvulling van de evangelist Mattheüs zelf, als daarop volgt: “En noem uzelf geen leraar, want jullie hebben allemaal maar één leraar, de Christus”. Natuurlijk had Jezus terecht de titel van Doctor kunnen claimen, maar hij vermeed deze titel toe te passen op zichzelf, hij die in het Evangelie van Johannes zegt dat hij alles van de Vader heeft ontvangen: ‘Mijn leer is niet van mij, maar van hem. die mij heeft gestuurd” (Joh.7/16).

Zusters en broeders, wat schieten wij ermee op kritisch te kijken naar die tijdgenoten van de Heer. Laten wij vooral proberen zelf profijt te hebben van wat Jezus zegt. Wat Hij ons, zijn volgelingen, aanraadt en afraadt.

Dat we het niet dienen te zoeken in titels en geen maatschappelijke status behoren na te streven. Voor een deel is dat alles onvermijdelijk en in zich is het niet verkeerd. Zowel burgerlijke als kerkelijke overheden dienen met gepast respect bejegend te worden. Dat is een kwestie van beschaving. Jezus weigert niet om de knecht van een honderdman te genezen of om gast te zijn bij een voornaam farizeeër, maar Hij ziet ze niet naar de ogen en praat ze niet naar de mond.

In het Evangelie van deze zondag nodigt Jezus ons allemaal uit tot bescheidenheid, tot waarachtigheid, tot nederigheid, de beste remedie tegen alle ijdele glorie, tegen alle uiterlijk vertoon, tegen alle hypocrisie. Dat werkt bevrijdend voor de anderen en niet minder voor onszelf. In de tweede les die wij hoorden, uit die mooie eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen krijgen wij voorgehouden hoe het ook kan, hoe het anders kan. Paulus gaat met de gelovigen om als een moeder, hij spant zich in voor hun welzijn, en tracht niemand tot last te zijn. Laten wij daaraan een voorbeeld nemen, niet handelen om gezien te worden, maar alleen voor de glorie van God. Ons toeleggen op nederigheid, we zullen blijere volgelingen van de Heer zijn en anderen overtuigen hoe goed het is het evangelie als richtsnoer in ons leven te hebben.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 31 dhj Maleachi 1,14b-2,2b,8-10; 1 Tess. 2, 7b-9+13; Mt. 23, 1-12

Preek Allerheiligen 2023

Als er iets past bij het synodaalproces dan is het wel het feest van Allerheiligen.  Misschien is er geen ander feest op de liturgische kalender dat ons er meer bewust van maakt dat wij deel uitmaken van een gemeenschap, van een familie, die samen op weg is in het voetspoor Abraham en diens grote zoon Jezus, de Christus. Al die heiligen in hun spoor ons voorgegaan, zij zijn een licht op ons pad en zij dragen en inspireren ons over grenzen van tijd en ruimte heen.

Samen op weg, het kan ook niet anders. Want alleen raken wij in de woestijn van het leven de weg kwijt en ontberen wij ook de hulp wanneer we nood hebben aan een bemoedigend woord, een helpende hand of een beker koud water. We hebben elkaar brood nodig, niet alleen de levenden, maar ook hen die al de grote oversteek hebben gemaakt. Hun wijsheid, hun moed, hun doorzettingsvermogen, het zou zonde zijn die niet naar waarde te schatten en ze links te laten liggen. En meer dan dat is er hun liefde die tot over de dood ons met hen verbindt en ons hart kan verwarmen ook al zijn ze gestorven. Ook na hun dood gaan zij ons nog voor, gaan zij nog met ons de weg.  Wie er oor en oog voor heeft weet dat we de weg niet alleen gaan.

Samen op weg in een wereld waar het individualisme voor menigeen het summum lijkt te zijn. Maar hoe aanlokkelijk die vrijheid ook moge zijn, het is een fata morgana, een duivel in de gestalte van het licht. Voor velen eindigt dat avontuur in de woestijn van eenzaamheid en het land van de ware vrijheid is daar ver te zoeken.

Samen op weg, het is een zegen, maar bij vlagen ook een beproeving en soms nog erger dan dat. Als we in deze dagen de nieuwberichten horen, staan wij sprakeloos bij zoveel geweld. Hoe niet aan wanhoop ten prooi vallen, wanneer we zien hoe onze menselijke roeping om samen de weg te gaan verkeert in een slagveld waar geen mensenkind meer veilig is.

Samen op weg, het is onze roeping maar ze is verre vanzelfsprekend. Niet alleen de geschiedenis die in onze dagen wordt geschreven getuigt ervan, het boek van ons geloof doet niet anders. Het boek van de Apocalyps mag ons dan wel een groots visioen tekenen, het kan ons niet ontgaan dat er daarbij sprake is van de grote verdrukking en kleren die wit gewassen zijn in het bloed van het Lam. Dat hemelse Jerusalem, die stad met zijn ontelbaren uit alle rassen en standen, het blijft nog een droom die op zijn vervulling laat wachten. En wie kan zich dan bij tijden niet herkennen in het profetenwoord ‘wachter hoelang duurt de nacht?’ bij die zee van lijden en onmenselijkheid.

Samen op weg, hoe zouden wij die tocht door de woestijn ooit volhouden wanneer er geen profeten waren die stem blijven geven aan het visioen van Gods koninkrijk? Hoe zouden wij niet afhaken of langs de kant van de weg blijven zitten, wanneer er geen oases zouden verschijnen op het pad, wanneer er geen mensen zouden zij die tegen alle hoop in en met de inzet van heel hun bestaan zouden getuigen van wat geen oog nog heeft gezien, maar wat in hun toewijding en onbaatzuchtigheid tot de dood toe als snippers van licht de vlam van de hoop brandend houdt?

Samen op weg, heel de geschiedenis door, met gangmakers en doorzetters, met Abraham en Mozes, maar ook met Ruth en Maria en met hun grote zoon, met Jezus die geen letter of iota van de wet die de Vader als weg ten leven had gegeven, onvervuld heeft gelaten. Vlees en bloed is dat woord in hem geworden en zo is de letter van de wet in deze mens tot leven schenkende Geest geworden die ons pad verlicht tot in de nacht van het leven. Want niets kan ons scheiden van de liefde van Christus die samen met ons de weg gaat.

Samen op weg, het is ons aller roeping en de heiligen ons voorgegaan hebben zich met hart en ziel en alle kracht aan die roeping gegeven. Ze zijn er in alle generaties geweest en op alle wegen en omwegen die ons menselijk bestaan kenmerken. Het waren mensen zoals als wij en gebreken en onhebbelijkheden waren hun niet vreemd, maar ze hebben geloofd in Gods weg met ons, ze hebben geloofd en geleefd in de overtuiging dat elk mensenkind een kind van God is, hoe kromgebogen of gewond soms ook.  En op ontelbare wijzen hebben ze dat geloof handen en voeten gegeven met een creativiteit die ons versteld doet staan. Het waren beslist niet allemaal doetjes en menigeen is in zijn tijd niet begrepen, want de liefde van Christus deed hen tot het uiterste gaan en dat was voor menigeen een aanstoot of een brug te ver. Denk maar aan de mannen en vrouwen die tegen de stroom ingingen en tegenwind kregen te verduren toen ze opkwamen voor slaven of voor de waardigheid van de vrouw. Maar hun palet kent ook mannen en vrouwen die niet opvielen door bijzondere daden, maar die gewone taken op een ongewone manier vervulden en die bijvoorbeeld als portier vriend en vreemdeling begroetten met een welwillend woord of in de ziekenboeg steeds weer alle tijd en aandacht gaven aan wie zorg nodig hadden. Misschien een kans om uw favoriete heiligenleven deze dagen nog eens te herlezen.

Samen op weg, wij kunnen niet zonder heiligen in ons midden, mannen en vrouwen van alle tijden, die het evangelie vlees en bloed hebben laten worden van hun bestaan. Geen theorie en boekenwijsheid, maar in het alledaags bestaan van wisselende eeuwen en contexten wisten deze mannen en vrouwen in woord en werk Gods liefde voor de mens te vertalen. En wie de rij probeert te overzien ontdekt dat er geen plek of plaats is die te duister is voor deze bakens van hoop en licht.

Samen op weg, zeggen wij God dank voor heel die schare die God heeft geëerd en de naasten gediend en bidden wij dat wij niet aarzelen in hun voetstappen te treden opdat de wereldvrede kennen mag en de dagen van aller verlossing mogen aanbreken in deze tijd. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Preek 29 oktober 2023

Vanouds staat boven de toegangsdeur of poort van Benedictijnse kloosters het woord PAX – vrede-geschreven of gebeiteld. Dat geldt ook voor onze abdij waar het aan de Vennewatersweg in hardsteen boven de imposante deur staat. Wat heeft dat woord ons te zeggen in deze dagen waar wij zo machteloos toezien bij het geweld in Israël en Gaza, in Oekraïne op zoveel andere plaatsen in de wereld?

PAX, vrede, boven de deur van ons huis, het herinnert ons eraan dat de vrede in de wereld begint hier in dit huis, hier op deze plek waar mensen zich dag in dag uit in de leerschool van het evangelie oefenen als broeders en zusters samen te leven. Vrede in de wereld vraagt om vrede in het eigen hart, niet om de wereld te ontvluchten, maar om de adem van het geweld te weerstaan en dag in dag uit vanuit een gelouterd hart de vrede te dienen in woord en daad. Met tekens van kleine goedheid die mensen niet buitensluiten, verketteren of doden, maar die zoeken naar heling, verzoening en leven te midden van alle haat, woede en wantrouwen.

Dat is verre van eenvoudig, want vooroordeel, onrecht en wat al niet meer maken het soms heel moeilijk mensen als mensen, laat staan als broeders en zusters te zien.

En zo zijn wij hier vanmorgen weer samen als broeders, als oblaten van Benedictus, als trouwe kerkgangers of toevallige gasten, allemaal uitgenodigd en samengeroepen rond de tafel van de Heer, die alles heeft gegeven opdat wij in vrede zouden leven. Wij eten het brood en drinken uit de beker om van de Geest van de Heer te worden vervuld en te doen wat hij ons heeft voorgedaan. Niet het brood stelen, ontzeggen of weigeren aan wie het nodig heeft, maar delen als kinderen van het ene grote lichaam van Christus, de eerstgeborene van de nieuwe schepping. Tekens van kleine goedheid, ook als ze kosten, met de stille toewijding die niet terugschrikt alles te geven in het besef dat leven dat is wat je overhoudt als je alles hebt gegeven. Leven uit de Geest.

Op deze weg reikt de Schrift ons ook vandaag weer een verhaal aan als wegwijzer op ons levenspad. Een verhaal met twee kanten, een donkere en een lichte zijde. Het begon heel alledaags met vragen stellen. Maar daarbij zit een adder onder het gras. De farizeeën die Jezus een vraag voorleggen werken met een dubbele agenda. Hoe vroom en verstandig de vraag ook klinkt, er gaat een heel andere bedoeling onder schuil. Het is die mannen niet om de waarheid te doen. Zij willen Jezus vangen en betrappen. Hier geen synodaal gesprek dat uit is op elkaar verstaan, samenleven opbouwen, maar een vraag die uit is op beschuldigen, breken en doden. Verre van synodaal dus. Dat is de donkere kant van het verhaal van vandaag. Het verschilt niet zoveel van menige vraag in het menselijk verkeer van onze dagen. Soms in huiselijke kring, soms in het media gebeuren, soms in de nationale of internationale politiek.  Het woord, dat kostbare geschenk dat de taal is, wij dienen er met de grootste zorg mee om te gaan. Het is ons gegeven om mee te zegenen, om de waarheid ermee te dienen en er een loflied op de liefde mee te zingen.

Hoe nu verder? In het verhaal wordt niet met gelijke munt terugbetaald. Jezus laat zich door die strikvraag niet van het pad afbrengen. Hij ziet er een kans in om de waarheid voor het voetlicht te brengen. Zegt dat mogelijk ook iets over zijn innerlijke houding? Hij zal het spel wel hebben doorzien, de duistere kant van die ogenschijnlijk heldere en onschuldige vraag, maar hij loopt zijn eigen pad. Maar op zo’n moment komt het wel aan op onderscheiding en dat is niet altijd eenvoudig. Wij weten het vanuit het synodaal proces. Onderscheiden tussen hoofd- en bijzaken, maar ook tussen persoonlijke voorkeur en gemeenschappelijk belang. De joodse wet telde liefst 613 geboden en als je dan iemand vraagt over het eerste en belangrijkste gebod vergt dat onderscheid. Toen en nu. Jezus’ antwoord laat zien wat hij als hart van de wet beschouwt of meer nog, wat het hart is van zijn eigen leven. En met verwijzing naar twee teksten uit de Schrift – één uit Deuteronomium en één uit Leviticus- spreekt hij die ogenschijnlijk zo simpele en eenvoudige woorden: ’Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en uw naaste gelijk uzelf.’  Geen letterknechterij en ook geen muggenzifterij, maar een ruimte waarin je wordt geplaatst en waar je verantwoordelijkheid wordt toebedeeld. Een avontuur in tweevoud dat de inzet vraagt van heel je persoon, want alleen zo kom jezelf, komt God en de naaste tot zijn recht. Beminnen, liefde verdraagt geen half werk. Er staat niet voor niets ‘met geheel je hart, geheel je ziel en geheel je verstand’. En dat alles vanwege de liefde die ons het leven geeft en die ons leven doet, die ons nodigt tot het bewonen van ons gemeenschappelijk huis niet in een broederstrijd, een buitensluiten van deze of gene sekse, kleur of religie, maar in een samen bouwen aan een aarde waar elk mensenleven telt, geëerbiedigd wordt en zijn plaats krijgt. Want allen zijn wij uit dezelfde klei gemaakt en allen zijn door Gods adem tot leven gewekt. Dat lijkt in onze dagen niet alleen een brug te ver, maar een weg door het water van de dood, een onmogelijke opgave.

Maar één is er die ons is voorgegaan, die niet gebogen heeft voor de goden dezer eeuw, voor macht en geweld, voor hebzucht en alles wat kleineert. Beeld en gelijkenis van God, evenbeeld van de Vader die liefde is, die liefde geeft en aanzet tot liefde. Wat dat in concreto is, hebben wij in de eerste lezing gehoord, woorden die bij Jezus niet aan dovemans oren gericht waren. Hij heeft als geen ander omgezien naar zwakken, zieken en zondaars tot aan de moordenaar aan het kruis. Licht uit Licht, bewoond door een innerlijke vrede is hij onze vrede geworden opdat wij met vallen en opstaan zouden doen wat hij ons heeft voorgedaan.

Abt Thijs Ketelaars

Adhj30 2023 Ex 22,20-26; 1Tess 1,5c-10; Mt 22,34-40

Preek 22 oktober 2023

Het is vandaag Missiezondag. De Evangelisten vertellen ons dat Jezus na zijn Verrijzenis zijn leerlingen heeft opgedragen het goede nieuws te verkondigen, dat God de mensen liefheeft en wil opnemen in zijn eeuwig Rijk. De kerken geven die boodschap door. Hoe vinden zij gehoor? Wordt er nog naar geluisterd? Zijn zij nog geloofwaardig?

Afgelopen week, 13 oktober overleed een bekende Nederlandse kluizenaar, die zijn roeping radicaal volgde, je zou zeggen eigenlijk het tegenovergestelde van een missionaris.  Jozef van den Berg, ooit een populaire poppenspeler, in 1992 verliet hij plotseling huis en haard in de overtuiging dat het zijn roeping was radicaal alles op te geven en voor God te gaan leven. Hij streek neer in het Brabantse Neerijnen en woonde daar sindsdien in een zelfgebouwd kluisje. Sinds enige tijd had hij gezondheidsproblemen. Enkele maanden geleden is hij naar Griekenland gegaan waar hij in een klooster werd verzorgd en daar is hij nu overleden. Maar zijn leven en zijn getuigenis, hoe verborgen ook, heeft indruk gemaakt, zowel in eigen land als daarbuiten. Zo is hij toch missionaris geworden. En een kluis is in onze tijd, waarin de wereld een dorp is geworden, misschien echt “het einde van de wereld”. Op internet staat een toespraakje van vader Jozef met een ontroerende oproep om op Gods heilsaanbod in te gaan. In onze bijna apocalyptische samenleving waar naties elkaar bekampen met hels wapengeweld dat massaal mensenlevens kost en verwoestingen aanricht is dit getuigenis van die kluizenaar bijzonder indrukwekkend. Hij heeft geen onheilsboodschap, zoals Jonas, maar getuigt vredig van Gods liefde, en hij nodigt uit, zoals Paulus in zijn brief aan de Thessalonicenzen. Heel wat mensen voelden zich aangesproken door dit weinig conventionele leven van de monnik, die zijn zoeken naar God op zo’n opmerkelijke manier gestalte gaf. Op zijn manier was hij een missionaris, zoals hierin Egmond Adelbertus missionaris was, getuige van Gods liefde. Die missie heeft ieder christen met het h. Doopsel meegekregen. Dat is onze missieopdracht: laten zien wat een leven uit het geloof is. Meer dan anderen bekeren, zieltjes winnen, ons zelf bekeren, en zo tonen wat het volgen van Jezus inhoudt.

Het geloof verspreiden, niet zozeer met boekenwijsheid, met de catechismus waar alles in staat, maar met je leven.

Vorige week sprak hier de dichter en godzoeker Hein Stufkens. Uit een gedicht van hem “Om vrede” citeer ik:

«Toen ik zocht naar God

Gaven ze me de catechismus.

En nog voordat ik

Mijn vragen wist

Stuurden ze me naar school

Om hun antwoorden te leren. »

Evangeliseren is niet indoctrineren, maar proberen te leven in het spoor van Jezus. En dat is vòòr alles: in de waarheid. Jezus is waar. Hij is authentiek. Daar gaat het over in het evangelie van deze zondag. Daardoor maakte zijn optreden indruk, was het opmerkelijk en vond een grote echo onder de bevolking. Dat wekte dan weer verzet van de gevestigde machten, en zij probeerden Hem tegen te werken. Heel listig bedachten zij een plan om Jezus met zijn eigen woorden buiten spel te zetten. Zij wisten dat Jezus de waarheid sprak. De gevaarlijke waarheid die niet uitgesproken mocht worden. Vrijheid van spreken is een groot goed, het wordt in een democratie als een grondrecht aanvaardt, maar in de wereldgeschiedenis zijn democratieën zeldzaam. Wat dat betreft mogen wij in ons land bevoorrecht weten. Als zijn vijanden Jezus kunnen verleiden tot het doen van een gevaarlijke uitspraak is zijn vonnis getekend. De strikvraag die ze aan Jezus voorleggen wil hem ertoe brengen een uitspraak, die hem of de vijandschap van de Romeinen zal kosten of Hem zijn gezag doen verliezen bij zijn eigen mensen: geen belasting betalen zou hem bij de Romeinen in kwaad daglicht stellen, wel belasting betalen aan de overheerser, dat was natuurlijk geen reclame bij de mensen in het bezette gebied.

Ik las ooit dat een bisschop in een interview gevraagd werd “Excellentie, wat vindt u van de nachtclubs in onze stad?”

De goede man antwoordde verbaasd: “Wat moet ik daarvan vinden? Ik ben nooit in een nachtclub geweest.” De volgende dag kopte de kranten: “Bisschop ontkent bezoek aan lokale nachtclub.”

In zekere zin was wat er in die kop stond waar; maar het was wel vals. Feiten werden gemanipuleerd. Waarheid geperverteerd. De laatste tijd is er veel sprake van fake nieuws. Dat is geen nieuwe vinding. Maar het is vals en verwerpelijk.

Jezus is de waarheid in persoon. Hij laat zich niet vangen, en niet intimideren. Hij weerlegt haar van binnenuit. Hij vraagt die farizeeën om hem een munt te laten zien. En zij halen een Romeinse munt uit hun zak. Blijkbaar lopen zij rond met het geld waarvan zij vinden dat je het niet mag aanraken, een munten met de afbeelding van de keizer, belastinggeld.  Blijkbaar gebruiken zij zelf dat geld, betalen zij zelf wel de verfoeide belasting, en houden zij niet de afstand van de Romeinse bezetter, zoals zij voorgeven aan de bevolking. Eigenlijk zijn zij nu al door de mand gevallen. Met zijn antwoord “Geef aan de Caesar wat van de Caesar is, en geef aan God wat God toekomt” verwijst Jezus daarenboven ook naar het openbaring gegeven dat de mens naar Gods beeld is geschapen, dus dat Caesar zelf ook aan God toebehoort. De eerste lezing maakt dat duidelijk waar Jesaja koning Cyrus, die heidense heerser, door de profeet, eigenlijk heel gedurfd, Jahwehs gezalfde wordt genoemd. Met al zijn macht en grootheid is hij niet anders dan een instrument in de hand van God, die heel de aarde bestuurt, die de enige Heer is, aan wie alles en iedereen onderworpen is.

Zo leert dit evangelieverhaal, en alle drie de lezingen van vandaag ons om oprecht te zijn, om te geloven in Gods leiding in de wereld, en om daarom standvastig te zijn in de hoop op God, met een werkdadig geloof.

Dat is onze missie, om daarvan te getuigen, niet zozeer met woorden, hoewel wij natuurlijk ook de waarheid moeten spreken, maar vooral met het getuigenis van ons leven, zoals die kluizenaar Jozef in Neerijnen, zoals onze Adelbert 1300 jaar geleden hier in de duinen van Egmond. Mensen in de verborgenheid van alledag, maar met een echo die doorklinkt tot vandaag.

De katholieken in Nederlands hebben de missie altijd een goed hart toegedragen. Mgr. Hoogenboom die aanwezig is op de synode in Rome, vertelt dat veel buitenlanders daar nog een dankbare herinnering aan bewaren. Wij spaarden zilverpapier en postzegels voor de missie, en duizenden missionarissen zijn uitgetrokken. Nu kunnen wij het missionaris-zijn niet meer aan anderen overlaten. Wij moeten in het eigen leven laten zien dat wij geloven, en wat geloven betekent. Ieder moet getuigen van het evangelie in de eigen positie. En laten we gastvrij en dankbaar zijn voor de missionarissen die uit verre landen naar hier komen. Hun taal is niet altijd gemakkelijk te verstaan, en hun seminarietheologie klinkt ons soms misschien een beetje gedateerd in de oren, maar hun liefde en hun geloof zijn oprecht, en in staat om ons te doen beseffen hoe rijk wij zijn met de schat van het Evangelie, en hoezeer het de moeite waard is die te koesteren en door te geven.

br. Gerard Mathijsen osb

Negenentwintigste zondag van het jaar.

Jesaja 45: 1, 4-6 | 1 Thessalonicenzen 1:1-5 | Matteüs 22:15-21

 

Preek 15 oktober 2023

Sinds mensenheugenis is er geweld in onze wereld. De eerste bladzijde is nog maar nauwelijks omgeslagen in het boek van ons geloof of er is al sprake van broedermoord. En dat terwijl we de pagina daarvoor hoorden zeggen dat het allemaal zeer goed was. Hoe dat met elkaar te rijmen? Wie zal het zeggen? Maar een ding reikt de Schrift ons daarmee wel aan: er gaat aan ons menselijk doen en laten iets vooraf. En misschien doen we er goed aan daar een ogenblik bij stil te staan. Dat almaar terugkerende geweld, het heeft volgens het boek van ons geloof niet het eerste en ook niet het laatste woord. De lange geschiedenis van Gods volk onderweg legt van dat geloof en die hoop getuigenis af. Wij zijn geschapen om te leven in het licht en samen aan te zitten aan het feestmaal van Gods Koninkrijk.

Ook in de lezingen van deze zondag horen wij die geluiden.  Het is trouwens een zegen dat we die in deze turbulente dagen niet zelf hoeven uit te zoeken. We krijgen nog voor we zelfs iets hebben gedaan of gezegd een woord van hoop en zegen aangereikt.

Zoals gezegd, er is al geweld vanaf het prille begin, maar het is niet het eerste en het laatste woord. Het eerste en het laatste woord is aan God die met de wereld iets anders voorheeft dan wat wij er veelal van maken. Had Hij het dan niet anders kunnen aanpakken? Misschien, wie zal het zeggen, maar we hebben het te doen met wat ons gegeven is en dat is zeer goed als we Hem mogen geloven en ernaar leven. En als je het daarmee waagt, dan is er ook in het duistere uur nog een licht.

In de eerste lezing hoorden wij het grootse visioen van de profeet Jesaja, een feestmaaltijd op de berg Sion waar alle volkeren welkom zijn. Een hemels visioen, dat al te vaak in nacht en nevel lijkt gehuld, maar waarvan het profetenwoord getuigt. De sceptici en tegenstanders van de profeet   hebben er mogelijk de draak mee gestoken of hem weersproken. Zij hebben met de vingers naar de alledaagse werkelijkheid gewezen die haaks stond op zijn verhaal. Maar Jesaja zag en leefde van iets anders. Geloven is leven van een droom, leven van vertrouwen. Dat betekent niet dat je de ogen sluit voor wat er allemaal gaande is, maar dat je het waagt met wat nog komen moet. Geen complottheorie of fake news maar vertrouwen omdat er in je ziel een verborgen plek is waar een stem zich laat horen die weet heeft van een andere wereld dan die van dood en verderf. Wij zijn geschapen om te leven in het licht, om samen aan te zitten aan de tafel van het leven, een droom waar God zelf zijn woord voor heeft gegeven, ja, zijn eigen zoon.

En zo hoorden wij over een feestmaal op de berg Sion waarbij alle volkeren welkom zijn. Waar God zelf de dood vernietigt en alle tranen afwist. Het is te mooi om waar te zijn denk je misschien, maar zou je er niet alles voor willen geven? Maar hoe dan en wanneer? Is dat niet het geheim van een verliefde ziel, van iemand die leeft uit een ongeziene schat, een parel die ook in de nacht van het leven kleur blijft geven?

Jesaja spreekt van een groots feestmaal waar niemand wordt buitengesloten, waar plaats is voor iedereen, iedereen, iedereen, zoals Paus Franciscus dezer dagen almaar herhaalt. Van die droom, uit dat visioen leven profeten en zieners, mensen door Gods woord geraakt, door de Geest bewogen. Om wegen te wagen en te wijzen naar een land en een toekomst die nog verborgen zijn. Want geloven is een vorm van durven, een weg door water en woestijn, de pelgrimsweg in het hart.

In het evangelie van vandaag gaat het ook over een feestmaal, een bruiloftsmaal waarvoor de uitnodigingen zijn verstuurd. Niet zomaar een bruiloft, maar die van de koningszoon. Je zou verwachten dat ieder er als de kippen bij wil zijn, maar het pakt anders uit. Ondanks de herhaalde uitnodigingen laten de gasten het afweten. Ze hebben in hun eigen ogen geen tijd, er zijn belangrijker zaken te doen, zaken die niet kunnen wachten want anders loopt het mis. En het loopt hoog op en er vallen slachtoffers.  Het lijkt wel 2023. Waarmee zijn wij bezig en bouwt dat werkelijk menselijke gemeenschap op, waar ieder een plaats krijgt of is het drukte voor het eigen huis, voor de eigen groep of voor God weet wat dat geen bijdrage levert aan dat feestmaal van de zoon? Een zoon die ieder aan de tafel wil zien, want zijn niet allen Gods kinderen?

In de parabel loopt het slecht af met die weigeraars en daar herkennen wij de hand van de evangelist die hier mogelijk zinspeelt op de val van Jerusalem in het jaar 70. We dienen zo’n tekst met de nodige omzichtigheid te lezen. Menselijke geschiedenis is meer dan harde feiten, het is ook zoeken naar zin en betekenis. En ook daar moeten we het juiste oor voor hebben om te voorkomen ongelukken te begaan.

Maar het evangelie gaat verder en in plaats van de weigeraars wordt nu jan en alleman opgetrommeld op hoeken straten. Slechten en goeden.  Deze laatkomers zijn de eerste christenen die wel ja hebben gezegd op Jezus’ prediking. Maar we merken op dat het vanaf het eerste uur een mengeling is van goeden en slechten. De kerk is vanaf het begin een combinatie van heiligen en zondaars, want Jezus had oog en oor voor allen, de marginalen voorop. Iedereen was welkom, maar je moest er wel voor gekleed zijn. Nee, dat gaat niet over arme sloebers die geen draad aan het lijf hebben, het gaat om het kleed van de nieuwe mens. Dat kleed is heel dun en broos, het kleed van het verlangen, verlangen om van je leven iets te maken, hoe verkreukt het misschien ook is.

We zijn geroepen aan het feestmaal van het leven. Laat het niet aan dovenmansoren gezegd zijn en nemen wij allen mee die, hoe gekwetst of geschonden ook, uitzien naar het feest waar God ons thuisbrengt uit alle ballingschap en dood. Dat zal een droom zijn. Amen.

Abt Thijs Ketelaars

Adhj28 2023 Jes 25,6-10a; Mt 22,1-14

Preek 8 oktober 2023

Gisteren vierden wij hier het grote feest van de verjaardag van onze Kerkwijding.

We zouden de kerk kunnen zien als een wijngaard, waarin wij monniken en bezoekers van onze diensten uitgenodigd zijn om te arbeiden opdat hij vrucht voort mag brengen voor Gods koninkrijk.

In Jezus leven, in zijn woorden, zijn voorbeelden, zijn handelingen, is heel dikwijls spraken van een wijngaard, en van wijn. Mensen noemden hem zelfs een wijndrinker, in tegenstelling tot de strenge asceet Johannes de Doper. Denk maar aan het eerste teken dat hij stelde, op de bruiloft van Kana, en aan de laatste avond die hij doorbracht met zijn leerlingen en waarin hij hun de beker reikte, het gebaar dat wij in iedere eucharistieviering present stellen. In de parabels van Jezus is ook herhaaldelijk sprake van een wijngaard. We hoorden meerdere voorbeelden in de afgelopen zondagen. De werkers van het elfde uur, de twee zonen die aan het werk werden gezet. De een zei dat hij zou gehoorzamen, maar hij deed het niet, de ander weigerde, maar kreeg spijt. Vandaag gaat het over wat er gebeurt met de opbrengst: wordt die afgedragen, of achterover gedrukt? Hoe is het gedrag van de pachters? Begrijpen wij dat die vraag ook aan ons wordt gesteld? Hoe gaan wij om met wat ons wordt toevertrouwd? Want het gaat hier ook over ons. Natuurlijk zijn de woorden van Jezus allereerst bestemd voor zijn directe gehoor, met name voor de farizeeërs en Schriftgeleerden. Het vervolg van de tekst zegt ook dat die heel goed begrepen dat het over hen ging.

Maar lieve zusters en broeders, wij allemaal zijn geroepen arbeiders te zijn in dienst van de Heer. En wij weten ook heel goed: wij willen zo graag zelf de baas zijn. Daar gaat het over. We eigenen ons toe wat ons in beheer werd gegeven. In de bijbel vinden we ook voorbeelden van een hebberigheid die verder gaat. U kent de navrante geschiedenis over de wijngaard van Nabot in het Eerste Boek Koningen, waar Achaz zich via Jezreel de wijngaard van zijn buurman toe-eigent. Uitbuiten in plaats van beheren, manipuleren in plaats van dienen. De parabel leert ons dat op zo’n houding, op zo’n gedrag geen zegen rust. Jezus vraagt zijn toehoorders hoe zij zelf erover denken. Zij zeggen: “De eigenaar zal die misdadigers een ellendige dood doen stervan en zijn wijngaard zal hij aan andere wijnbouwers verpachten, die hem de opbrengst op de vastgestelde tijd zullen afdragen.”  Helaas is dat dikwijls verstaan als zou God het Joodse volk verstoten hebben, en ons, heidenen, op de troon gezet. Opmerkelijk is dat de woorden van Heer dit niet steunen. Wel zegt hij, en daarbij richt hij zich heel direct tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: “het rijk Gods zal u ontnomen worden en gegeven aan een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt.” Maar hij zegt eerst: “de steen die de bouwlieden hebben verworpen is juist de hoeksteen geworden.” God neemt geen wraak, Jezus vervloekt zijn beulen niet, maar aan het Kruis gespijkerd, vergeeft hij hen. Hij is bron van heil voor alle mensen. Op last van de Heer is dat gebeurd en het is wonderbaar in onze ogen.

Dierbaren, wij leven in een wereld waarin precies gebeurt wat Jezus beschrijft in de parabel. Mensen eigenen zich wederrechtelijk andermans bezit toe en doden degenen die hun in de weg staan of tegenstand bieden. Deze houding leidt tot niets. Wat zij roven zal hun ontnomen worden. Dat onrecht gebeurt waar het ene land met geweld een ander binnenvalt, maar het gebeurt ook waar mensen geen oog hebben voor de nood van hun broeders en zusters. Aan ons in onze welvarende landen zal rekenschap worden gevraagd over onze houding tegenover mensen die leven in landen die in verleden of heden zijn uitgebuit en beroofd. Laten wij niet leven alsof de wijngaard, dat is de wereld die ons is toevertrouwd, ons bezit is. Wij zijn beheerders, en zullen rekenschap moeten geven. We mogen de rijkdom van de aarde niet uitputten en alle energiebronnen verbruiken, met de smoes dat de mensen na ons slim genoeg zullen zijn om nieuwe bronnen aan te boren. Maar wil Jezus ons ook niet, en op de eerste plaats, spreken over de eigenaar van de wijngaard, de Schepper, die hij zijn Vader noemt? Het is heilloos als de gedachte aan God verloren gaat in onze samenleving. Je kunt denken dat het een bevrijding is. Geen bevoogding maar vrijheid. Maar als wij kijken naar het beeld dat Jezus ons schetst van zijn Vader, dan is dat juist een bevrijdend beeld, dan is Hij ons behoud. Waar het Godsbeeld verloren is leven we in een godvergeten wereld. Daar is het geen prettig toeven. Daar ben je liever niet. Het evangelie zegt: Het Rijk Gods zal u ontnomen worden en gegeven aan een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt. De vrucht die van ons wordt verwacht is het geloof, en het onderhouden van de geboden. De kracht daartoe wordt ons geschonken in de Eucharistie en in het gebed. Laten we daarvoor samen bidden.

br. Gerard Mathijsen osb

Hoogfeest van kerkwijding 7 oktober 2023

Afgelopen woensdag stond Franciscus van Assisi op de heiligenkalender. Voor menigeen staat dat gelijk aan de vermelding ‘Werelddierendag’. Franciscus heeft inderdaad een bijzondere band gehad met al die levende wezens in de lucht, op aarde en in het water. Maar zijn omgang met de schepping reikte verder en dieper. Zijn zorg en liefde, zijn bewondering en dankbaarheid kunnen ons helpen om onze kijk en omgang met de schepping te herzien. De schepping niet als koopwaar, als een voorwerp, maar een levend lichaam dat zorg verdient. Een lichaam ook dat ons voedt als een moeder. Het is dan ook niet voor niets dat paus Franciscus op die dag het vervolg publiceerde op zijn encycliek ‘Laudato Si’. Met het schrijven van “Laudate Deum’ spoort hij aan niet langer te aarzelen maar werk te maken van een nieuwe omgang met de schepping, met de aarde ons gemeenschappelijk huis, deze groene kathedraal, om te voorkomen dat het een onbewoonbaar verklaarde woning wordt.

Op dezelfde dag was er nog een andere belangrijke gebeurtenis. In Rome werd een nieuwe stap gezet in het synodaal proces. De samenkomst brengt niet alleen bisschoppen en andere prelaten bijeen, maar er zijn ook vertegenwoordigers uit de andere lagen van de kerk, mannen en vrouwen al dan niet religieus uit alle continenten. Samen zijn zij geroepen om in een geest van gebed te luisteren naar elkaar en naar de Geest om te onderscheiden hoe de kerk haar zending van Godswege in onze dagen gestalte kan geven. Kerkopbouw, kerkrenovatie en kerkbezieling.

En vandaag vieren wij de kerkwijding van onze abdijkerk. Wij doen dat in een wereld waar niet alleen ons gemeenschappelijk huis in zwaar weer verkeert, maar waar er ook veel vragen zijn over de staat van ons huis, dat de kerk is. Misschien hebben die twee wel iets met elkaar te maken. Want als de ziel ziek is, heeft dat ook zijn weerslag op het lichaam. Wij zijn medebewoners van het huis van de schepping en wij hebben ons thuis in het huis van de kerk. Hoe met dat alles om te gaan op de kleine plek die de onze is?

Misschien door te beginnen met het tonen van dankbaarheid. Want wij zijn bevoorrechte mensen. Zovelen hebben geen dak boven hun hoofd, letterlijk of figuurlijk en soms zelfs beiden tegelijk. Timothy Radcliffe sprak in zijn tweede meditatie voor de synode gangers in Rome deze week over meer dan 350 miljoen migranten op de vlucht voor oorlog en geweld. Dat zijn getallen die ons voorstellingsvermogen te boven gaan en ons tegelijk inscherpen dat wij bevoorrechten zijn. Maar bij bevoorrechten horen niet alleen lusten, maar ook plichten. Want als wij zulk een plaats hebben in het huis van de schepping, die openlucht kathedraal van God, dan stelt zich de vraag of wij anderen er ook hun plek en plaats gunnen. Zijn wij hoeders van het leven in al zijn verscheidenheid of zijn wij verdedigers van een territorium waarvan we niet eens de eigenaar zijn? Delen wij in die openlucht kathedraal zoals de Heer met ons deelt in zijn huis van gebed waar wij dagelijks aan de tafel genodigd worden, tot zegening en tot lering. ‘Dit is mijn lichaam voor jullie, doet dit tot mijn gedachtenis’, opdat de wereld zal weten wat haar tot vrede strekt. De kathedraal van de schepping verkeert in zwaar weer. Niet omdat er te weinig kerkgangers zijn maar omdat menigeen niet de plek krijgt die hem of haar toekomt. In onze omgang met de schepping als kathedraal met een open dak zijn wij toe aan een bekering.

En als wij dan kijken naar de kerk dan dient zich hetzelfde aan. Ook daar lijken er mensen aan de rand te worden geschoven, soms zelfs helemaal niet te worden toegelaten, terwijl dat toch een huis van gebed voor alle volkeren wordt genoemd. Aan wie ligt dat? Aan de gastheer, de huisheer, die de deur wijd openzet en op de uitkijk staat om ook de verloren zoon of het zwarte schaap te verwelkomen of zijn er andere factoren in het spel? Hebben wij soms zelf al te stellige regels of weten wij niet hoe je regels – en die dienen er te zijn – hoe je daarmee moet omgaan. Niet als stok om te slaan maar als staf om mee te gaan.

In het evangelie van vandaag zie wij hoe Zacheus in een boom klimt omdat hij Jezus wil zien. Dat was een type die niet in kerk of synagoge werd verwacht of misschien zelfs niet werd gewild. Hij klimt in een boom, het is zijn kerk van waaruit hij zicht krijgt op Jezus, een ongebruikelijke plek omdat hij onder het volk vermoedelijk zou worden weggedrukt ‘jij hebt hier niets te zoeken, weg hier’. Maar wie maakt dat uit? Zijn wij niet allen gasten en wie van ons heeft een schoon blazoen? De Heer is met zondaars aan tafel gegaan en daar hoorden de leerlingen ook bij, Petrus wist het als geen ander.

Wanneer wij hier in dit huis eucharistie vieren mogen wij thuiskomen bij de Heer, die ons aan de tafel van het leven nodigt. Hij laat ons delen in de liefde van de Vader die hem bewoont als geen ander. Wij krijgen hier niet alleen een dak boven ons hoofd, maar ook onze ziel krijgt hier een thuis, geroepen tot een gemeenschap die ons hart vervuld met hoop en vreugde. Maar aan die tafel horen wij zoals gezegd ook het woord ‘Doet dit tot mijn gedachtenis’, en dat is meer dan een misje in de kerk. Om zijn gedachtenis werkelijk in leven te houden worden wij geroepen en genodigd om ons leven te geven zoals hij het ons heeft voorgedaan. Wij delen in de liefde van Christus om op onze beurt handen en voeten te geven aan dat geheim en anderen een plek te geven aan de tafel van het leven, hier in dit huis en in het huis van de schepping.

Laten wij God eren in de kathedraal van de schepping en laten wij hem danken hier in dit huis waar Hij bij ons zijn intrek heeft genomen om te delen wat wij dagelijks om niet ontvangen, liefde sterker dan de dood, hoop op eeuwig leven, het lichaam voor ons gebroken.

Voor U in deemoed, met U in geloof, in U in stilte. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2023, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden