Nieuws

Preek 7 april 2024

Het was voor Thomas heel belangrijk dat zijn opgewonden medediscipelen niet alleen een fantasie hadden gezien, maar dezelfde Christus die zij in Galilea en Jeruzalem hadden gekend en gevolgd. De opgestane Christus was door het zicht voor de mensen aanwezig, hoewel het soms even duurde voordat ze beseften wie ze zagen. Maar zicht kan bedrieglijk zijn, zoals we suggereren als we over iemand zeggen dat hij ‘dingen ziet’. Aanraking is een meer solide manier om bij elkaar aanwezig te zijn, en Thomas wilde niet zomaar elk stukje van Jezus kunnen zien en aanraken, maar ook de littekens – de gaten die de afwezigheid van vlees waren en die de aanwezigheid van het vlees van de gekruisigde aantoonden. en één opgestaan. Wij die nog niet hebben gezien en geloofd, kunnen de intieme nabijheid van de Verrezene – een oprechte aanraking – op vele manieren ervaren, maar vooral door de sacramenten die tastbare uitdrukkingen zijn van zijn aanwezigheid bij ons.

Maar dit is niet slechts een persoonlijke, individuele ervaring waar mensen met een mystieke instelling van genieten. De verrezen Jezus blaast op zijn leerlingen (in andere woorden, inspireert hen) en transformeert hen in een gemeenschap die wordt uitgezonden om zijn barmhartigheid en zijn gerechtigheid te tonen. De intiem, zichtbaar en tastbaar aanwezige Christus schept een gemeenschap die een wereldwijde Kerk zal worden, waarin Hij altijd aanwezig is.

We zien een weerspiegeling van deze realiteit in het levensverhaal van de vroege christelijke gemeenschap in de Handelingen van de Apostelen; in de passage die we zojuist hebben gehoord, merken we veel reflecties op van de Evangeliën: de tekenen en wonderen; de mengeling van aantrekking en angst – we zouden kunnen denken aan Nikodemus die ‘s nachts naar Jezus komt; het brengen van zieken voor genezing, inclusief de hoop dat zelfs de schaduw van Petrus die op iemand viel, hen zou genezen – en hier zouden we ons misschien de vrouw kunnen herinneren die aan bloedingen leed en zei: ‘Als ik maar zijn kleren aanraak, zal ik beter worden’; en het samenkomen van mensen van overal met hun zieken en degenen die gekweld werden door onreine geesten: ‘En ze werden allemaal genezen’.

Maar er is een probleem: voor de meesten van ons lijkt de Kerk meestal niet echt op dat beeld uit Handelingen: charisma is routine geworden; we horen over opmerkelijke mensen en opmerkelijke gebeurtenissen die nog steeds plaatsvinden, maar ze lijken nooit te zijn waar we ons op dit prozaïsche moment bevinden. Misschien kunnen de woorden ‘Zalig zijn zij die niet hebben gezien en toch geloven’ worden toegepast op loyale gelovigen die naar de mis gaan, de Bijbel lezen, bidden, proberen wat meer liefde in de wereld te brengen, de waarheid spreken enz. etc. zonder enige verrassende manifestatie van Macht Van Boven of intense gevoelens van berouw, vreugde of hoop. Het voelt misschien niet wonderbaarlijk dat wanneer we een kerk binnenlopen en ergens dichtbij een klein bouwwerk zien bedekt met een sluier en een lamp, we in feite het grote wonder van God met ons zien. En dat is een wonder voor elke dag: we voelen ons niet elke dag opgetogen, neerslachtig, opgewonden of verveeld, en de perioden van boetedoening en vreugdevolle seizoenen, de weekdagen en de zondagen, passen zich niet aan onze stemming aan – ze zijn gewoon daar, en ze zijn betrouwbaar, in tegenstelling tot onze stemmingen. Het is interessant dat de passage uit Handelingen van vandaag onmiddellijk volgt op een verhaal van schandalen in de Kerk, wanneer Ananias en Saffira de gemeenschap proberen te laten denken dat ze genereuzer zijn dan ze zijn. Er is nooit een volmaakte Kerk geweest, maar het wonder van Gods genade hangt gelukkig niet af van onze volmaaktheid.

De evangelielezing van deze tweede paaszondag voert ons binnen in een liturgische setting: het is de avond van de eerste dag van de week, de dag na de sabbat, de dag waarop het graf leeg werd bevonden. Dan komen de geloofsleerlingen samen. Ze begroeten elkaar met de vredeswens of de vredeskus. Ze bidden om de komst van de heilige Geest. Ze vieren eucharistisch ( = dankend) de aanwezigheid van Jezus als de Levende in hun midden. Ze luisteren naar zijn woord en weten zich door Hem gezonden. En ze belijden hun geloof: de verrezene is de gekruisigde! Maar ook andersom: de gekruisigde is de verrezene! En ze roepen uit: Mijn Heer en mijn God!

Wij mogen ons voegen in deze liturgische samenscholing van de Johanneïsche gemeenschap. Binnen de opbouw van het Johannesevangelie fungeert deze tekst uit hoofdstuk 20 echter ook als een climax (hoofdstuk 21 is immers een epiloog). Na de verschijning aan Maria van Magdala, komt Jezus binnen bij de apostelen die zich hebben teruggetrokken achter gesloten (of beloken) deuren. Ze hebben schrik voor ‘de Joden’ – Johannes bedoelt voor ‘de Joodse leiders’ die Jezus hebben uitgeleverd, want de leerlingen behoren immers allemaal tot ‘de Joden’. Jezus komt binnen met de vredeswens, want geweld en dood hebben niet het laatste woord gehad. Een geweldige vreugde laait op in het hart van de leerlingen. De harde feiten van verraad en kruisiging komen in een heel ander licht te staan, in de gloed van het paaslicht. Deze opwekking tot heil en vrede opent onmiddellijk het perspectief op de zending. Want de deuren kunnen niet gesloten blijven – geen kerk die op zichzelf gefocust is! Integendeel: de ramen worden wijd opengezet, een aggiornamento kondigt zich aan. Waar is de zending op gericht? Op de vergeving van de zonden, en dat is Bijbels gesproken: op het helen van elke menselijke gebrokenheid. Wie zich door het geloof in Jezus laat helen van zijn wonden en zijn zonden, zal als vrucht de vrede ontvangen.

Natuurlijk is dat allemaal niet zo vanzelfsprekend. Gelukkig is daar Tomas! Want hij behoedt ons voor een onkritisch of voor een gewoontegetrouw geloof. Het is toch godsonmogelijk dat de gekruisigde ook de verrezene zou zijn!? Het kruis is toch een teken van mislukking, het lot van oproerkraaiers en misdadige bandieten? Was Hij wel de Messias van Israël?

Opnieuw verschijnt Jezus op de eerste dag van de week, en dan is Tomas erbij. Hij mag zijn handen in de wonden van Jezus leggen en ondervinden dat de verrezene dezelfde is als de gekruisigde. Nu beseft Tomas hoezeer Jezus door GOD bemind is en hoezeer Jezus het zicht op GOD heeft vrijgemaakt. En dus is zijn belijdenis ongeremd, alsof de hemel voor hem opengaat: ‘Mijn Heer en mijn God!’

Hiermee maakt het Johannesevangelie de cirkel rond: want de belijdenis van Tomas rijmt op het begin van dat evangelie: ‘In het begin was het Woord, en het Woord was bij GOD, en het Woord was GOD.’ (Johannes)

br. Gerard Mathijsen osb

Preek Paaswake 2024

Wij hebben vannacht een hele weg afgelegd door de Schrift. Het begon met schepping in het duister, met chaos waaruit leven ontstond door de Geest die over die oervloed zweefde en het woord dat licht tevoorschijn riep. En we zagen de aarde tevoorschijn komen, een plek waar het goed was om te wonen. Wij hoorden ook over water waarin mensen verdronken en er was water waaruit mensen nieuw geboren opdoken.  Er was sprake van een  leven als een zware klim waarbij gevraagd werd alles wat je dierbaar is los te laten, over te geven, maar er was ook sprake van een bruidegom die  naar een verlaten vrouw omziet, zoals er ook wijn en melk werd aangeboden zonder te betalen, want God is geen boekhouder maar een gulle gever. Er was sprake van de bron van wijsheid die leven en vrede belooft en er was sprake van terugkeer uit ballingschap om  van een nieuwe geest vervuld het land te bewonen. En het eindigde met een doopsel waarin de oude mens begraven wordt om met Christus op te staan.

En zo hoorden wij opnieuw dat heel het leven met alle lief en leed zijn plaats heeft in dit verhaal van God met de mens. En hoe kan het ook anders als hij zichzelf op leven en dood met ons verbonden heeft, de weg met en voor ons gaat.   Dat lange verhaal van onze geloofsgeschiedenis vindt zijn samenvatting en ontknoping in het leven van Jezus. Van hem wordt in de evangeliën verteld dat hij bij zijn doop als nieuwe schepping, als geliefde zoon en nieuwe adam het water ontsteeg om onder ons zo goed als God te zijn, evenbeeld van Gods barmhartigheid die niets liever ziet dan mensen die leven , gekend en bemind, door God en mensen, samen delend wat wij allen om niet hebben ontvangen, leven uit Gods hand.

En dan deze nacht, een nacht van vrees en beven. Wij hoorden het in het evangelie van Marcus, dat ons als laatste werd verkondigd. Het oudste evangelie, maar ook het meest raadselachtige. De dood van de geliefde meester had iedereen nog zo in zijn greep dat er voor het goede nieuws nauwelijks oren waren. Ze waren nog verdoofd van het brute einde. Geen halleluja’s bij de vrouwen die naar het graf gingen. Zij waren niet op weg om een levende te zien, maar om een dode te balsemen. Maar zelfs die dode, dat tastbare en kostbare reliek van wie hen lief was, is hun niet vergund. Misschien gelukkig maar, anders zouden wij kunnen denken dat God alleen op die plek is. Maar God is geen God van doden maar van levenden. Hij heeft zich laten kennen als een die de dood trotseert als het er om gaat de weg met de mens te gaan, een weg ten leven, niet zonder de dood, maar aan de dood voorbij.  De vrouwen zien hem dus niet, zoals ook wij de opgestane Heer niet zien, maar zij krijgen uit het graf een woord van leven te horen. Hij is niet hier, hier moet je hem niet zoeken.  Op de plek waar zij een dode zoeken wordt hun een woord van leven verkondigd. ‘Hij is niet hier, hij gaat u voor naar Galilea. Gaat dat aan Petrus en de leerlingen zeggen’. God is niet te vinden in het graf, hij is een God van levenden en hij laat zich vinden en ontmoeten waar wij onze weg gaan met anderen. Daar gaat hij mee als de ongeziene gast in het gesprek die luistert, opbeurt en meegaat, ons lief en leed delend op de reis die eindigt, zo hopen en geloven wij, in Gods voorhof.

Jezus is door de wateren des doods gegaan en blijft met ons meegaan. Zo dadelijk gaan wij Monique en Tim dopen en worden zij opgenomen in het lichaam van Christus en voegen zij zich in de lange rij van leerlingen die ondergedompeld in het verhaal van de Schrift, opstaan tot nieuwe mensen. Dat vindt zijn uitdrukking in de nieuwe naam die hen in de doop gegeven wordt. Elisabeth en Mattheüs, twee namen uit de Schrift, twee namen met een belofte en een roeping. Bidden wij dat zij en wij die deze nacht onze doopbeloften vernieuwen samen hier als leerlingen van Jezus teken mogen zijn van nieuw leven voor allen wier pad ons kruist in goede en kwade dagen opdat het aanschijn van de aarde mag worden vernieuwd en het paaslied geen holle klank is, maar een lied dat mensen samen doet optrekken naar de stad van vrede, waar alles wordt gehuld in Gods Licht, dat leven is AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

20240330 PAASNACHT Mc 16,1-8 ( met twee dopelingen)

Preek Goede Vrijdag 2024

Gisteren, op Witte Donderdag, zaten wij met Jezus aan bij zijn laatste maaltijd met de zijnen. Het waren de intimi die bij die maaltijd uitgenodigd waren. Dat was niet omdat ze beter waren dan de rest met wie hij tijdens zijn leven was opgetrokken. Een van hen zal hem verraden en een ander zal hem verloochenen en wanneer puntje bij paaltje komt, slaan de mannen allemaal op de vlucht. Zo is het vervolg van de heilige drie dagen die wij gisteren begonnen zijn. En toen zij de bovenzaal verlieten hing de avond en de nacht al in de lucht, letterlijk en figuurlijk.

Hoe het verhaal verder gaat, hebben wij zojuist gehoord uit de mond van de evangelist Johannes. Goede Vrijdag, de dag waarop wij stilstaan bij het lijden en het kruis van Jezus. Mij is wel eens de vraag voorgelegd of dat wel allemaal nodig is, er is al genoeg lijden in de wereld en dan dit ook nog weer opgehaald. Ja, waarom?  Misschien toch, omdat deze nacht anders is dan al die andere nachten waarin het duister zich meester maakt van het leven van mensen. Zonder deze ene  dag van duisternis zou de nacht van die velen nooit een straal van licht ontvangen.

Goede Vrijdag, Jezus uitgeleverd, bespot, gemarteld, verguisd en aan het kruis geslagen als de eerste de beste moordenaar. Hij is niet de eerste  en hij is ook niet de laatste die het overkomt, maar hij is één van hen, één met hen. In onze katholieke traditie hebben wij de gewoonte het kruisbeeld een prominente plaats te geven,  maar op Golgotha stonden er drie kruisen en Jezus hing in het midden. Die drie kruisen zijn een preek zonder woorden, een tafereel dat ons het onuitsprekelijke voor ogen stelt. Hij, Jezus, die daar midden tussen twee moordenaars hangt die geen aanspraak konden maken op een schoon blazoen. Hij toont ons hier tot op het kruis wat het zeggen wil dat God de wereld liefheeft en er zijn enige Zoon voor heeft gegeven. God heeft zijn zoon naar de wereld gezonden niet om die te veroordelen maar om de wereld te redden.

Daar hangt hij dan, midden tussen de rovers, één van hen en toch verschillend. Zij hangen er om wat zij anderen hebben aangedaan, dood en verderf, hij hangt er terwijl hij onschuldig is. Wij hoorden het Pilatus zeggen: “ik vind volstrekt geen schuld in hem’. Hij hangt daar te midden van schuldigen van welke soort ook, mensen zoals wij, en het is een zwaar lot dat hem treft, hij heeft er niet voor gekozen, maar hij aanvaardt het, want daartoe is hij gekomen, om niemand alleen te laten tot in de dood, tot in dat laatste uur, want God maakt geen halt voor dat duister, Hij heeft zijn zoon gegeven om de weg met ons ten einde te gaan, ook waar wij nergens rechten op kunnen laten gelden.

Die dood aan dat kruis is meer dan de dood van zijn fysieke lichaam, hoe pijnlijk dat ook is met al zijn geweld en marteling. Maar die dood is bovenal het delen in een verlorenheid waar alles duister is, waar allen hem hebben verlaten, waar wereldlijke en geestelijke macht hem hebben prijsgegeven uit jaloezie, uit lafheid en om hun eigen positie niet op het spel te zetten. En zijn leerlingen hebben het niet beter gedaan. De avond tevoren riepen zij in  koor dat ze hun meester nooit zouden verlaten, maar nu hebben ze allen de vlucht genomen.  Alleen hangt hij daar te midden van twee moordenaars. Hij onschuldig, maar zonder dat iemand zich om hem bekommert, zij schuldig en even alleen als hij, want wie zou omzien naar deze kwalijke randfiguren?

Hij hangt daar tussen twee moordenaars, een links en de ander rechts. Is dat niet heel wat anders dan wat de moeder van Jacobus en Johannes voor haar twee jongens in gedachten had? Wilden die niet rechts en links van hem zitten?

Hij hangt er midden tussen hen in om ons te tonen dat God zijn woord van leven gestand doet tot in de dood. Daarom hangt hij er, dat wij, wij allen die hem in de steek gelaten hebben, ook in dat duister niet gescheiden zouden zijn van de liefde van Christus. Hij gaat mee tot in alle verlorenheid, geestelijk en lichamelijk, tot in het duister van alle dood.

Hij hangt er midden tussen twee anderen, opdat wij niet zouden vergeten waarvoor hij gestorven is en waartoe wij geroepen zijn. Want als wij onze ogen opslaan naar het kruis van onze Heer daar in het midden, dan mogen wij die twee andere kruisen niet vergeten. Want daarvoor hangt hij aan het kruis om hen niet alleen te laten.

Goede vrijdag, dag waarop wij herdenken de mateloze en onbegrijpelijk liefde van God, die in Christus niet heeft geaarzeld de diepte en de duisternis van ons menselijk bestaan te delen, opdat de dood niet het laatste woord zou hebben, hoezeer de wereld ons ook het tegendeel laat zien.

Het laatste woord van Jezus in dat duister stervensuur hebben wij gehoord. “Het is volbracht”. Hij is de weg met ons ten einde toe gegaan en hij heeft in het uur van de beproeving niet naar het zwaard gegrepen, hij heeft ten einde toe liefgehad, hen die hem sloegen, hen met wie hij gekruisigd werd, en ook hen die zijn gevlucht en hem in de steek gelaten hebben. En deze liefde wordt door geen dood overwonnen en zo heeft hij alles volbracht en geeft hij de Geest. Die Geest wordt aan ons gegeven opdat wij niet alleen naar hem zouden opzien, maar ook zouden omzien naar wie naast hem gekruisigd werden. Want daartoe is hij gekomen, om solidair te zijn tot in de dood en ons een voorbeeld na te laten van wat leven is in Gods naam. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

 

Afbeelding: Oleksandr Klymenko en Sonya Atlantov

20240329 Goede Vrijdag Joh. 18.1-19,42

 

 

Preek Avondmaalsviering 2024

Met de viering van Witte Donderdag staan wij aan het begin van het residuum sacrum, de drie heilige dagen die ons niet alleen de laatste dagen van Jezus’ aardse bestaan in herinnering brengen, maar die ons ook binnenvoeren in het geheim van de menswording ten einde toe. Gods menswording, maar ook onze menswording. De één niet zonder de ander, maar wel de een uit kracht van de ander.

In onze wereld speelt het ego vaak de eerste viool. Die muziek mist het samenspel en speelt voor eigen glorie, anderen blijven in de schaduw, als ze er al mogen zijn. Maar vanavond krijgen wij een heel ander muziekstuk te horen.

Wij treden een wereld binnen waar competitie en eerst plaatsen, aanzien en macht het beeld niet bepalen, maar Gods liefde zich op een tweevoudige wijze aan ons presenteert als een gave die niet uit is op eigen voordeel, op status of wat dan ook, maar die zijn vreugde vindt in het geven en vergeven, in het zichzelf verliezen om aan de ander leven te geven. Ja, liefde, die zichzelf geeft van a tot z, met huid en haar, met al wat zij heeft en is en daarin vreugde vindt. De tafel waaraan wij vanavond worden genodigd is er bij alle ernst geen van droefenis, maar van overgave ten einde toe, want daartoe is God mens geworden, om ons te winnen uit een ten dode toe bestaan en ons op te nemen in de gave van zichzelf die leven geeft.

Een tweevoudig teken wordt ons  gegeven om ons het mysterie van menswording te openbaren. Aan de tafel wordt ons het brood gereikt dat leven geeft en in de voetwassing wordt ons de plek getoond waar God zich vinden en dienen laat. Het zijn twee tekens, maar het zijn de twee zijden van een en hetzelfde muntstuk. Waar een van de twee ontbreekt, hebben wij met valse munt te maken en wordt Gods naam ontwijdt en de mens opgeofferd aan eigen belang en voordeel.

Jezus nodigt zijn leerlingen aan tafel, dat is het eerste teken. Hij heeft vele malen met jan en alleman aan tafel gezeten en dat werd niet altijd door iedereen gewaardeerd. Zie, hij eet met zondaars en tollenaars, klonk het. Maar hoe getekend, geschonden of gekleurd ze misschien ook waren, het waren en blijven in Jezus’ ogen altijd kinderen Gods, geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Niet meer en niet minder dan een ander, misschien alleen anders. Juist als hijzelf, want als er één anders was, dan was hij het wel. Hier wordt ons Gods menswording getoond, die niet aarzelde aan de mens gelijk te worden en dat betekent dat hij afdaalde tot in onze menselijke staat met al zijn duistere kanten, dood en alles wat een mens op die weg ontmoet. Nee, hij was  gekomen om ons de weg te wijzen naar het Vaderhuis, een weg die niet zonder beproevingen is. Hij heeft ons menselijk bestaan aangenomen en dat is een bestaan dat aangevreten is door zonde en dood. Dat heeft hij aan den lijve willen doorstaan met ons, om zo God met ons te zijn ook in de nood, en ons mee te nemen op de weg naar het Licht. Want daartoe is hij gekomen om ons te tonen wat liefde is die leven geeft en naar het leven leidt. Daar is geen plek voor het ego, voor streven naar macht en aanzien. In zijn leven was enkel plaats voor het ruimte maken voor de ander, voor de liefde van God die onbaatzuchtig is en niet om zichzelf geeft, maar vreugde vindt in het mensen oprichten en de naam geven die hen toekomt: kind van God te zijn, enig en uniek, kostbaar in Gods ogen zoals de Zoon zelf. Bij hem geen competitie of na-ijver, want hij wist zichzelf bemind als de geliefde zoon en in die ene liefde wilde hij iedereen opnemen, groten en kleinen. Dat vieren wij vanavond aan de tafel waar hij zichzelf geeft als zuiver brood, als teken dat zijn leven een en al spijs was en is, voedsel voor een leven dat ons niet alleen proeven laat wat ware liefde is, maar dat ons ook zelf opneemt in dat bestaan van hem die zichzelf geeft als brood voor de wereld. Brood, kan het simpeler en alledaagser, maar ook broodnodig en vrij van alle oude zuurdeeg en bederf. Spijs voor eeuwig leven in het leven van alledag, met jan en alleman gedeeld. Doet dit tot mijn gedachtenis.

En daarmee komen wij aan het tweede teken dat ons vandaag gegeven is in de voetwassing. Eenmaal gesterkt met zijn leven schenkend brood, doordesemd met zijn Geest, wordt ons de plek gewezen waar wij als hij te dienen hebben aan de tafel van het leven. Eenmaal in zijn lichaam opgenomen, kunnen wij niet achterblijven te doen wat hij ons heeft voorgedaan op gevaar af met ons doen en laten zijn Naam te ontheiligen en Gods liefde te schande te maken. Gods liefde vraagt in ons leven mensen van vlees en bloed te worden zoals hij het ons heeft voorgedaan. Daartoe zijn wij geroepen, daartoe heeft hij ons begenadigd door ons op te nemen in zijn lichaam en ons te beminnen met de liefde die uit God is. Ons wordt niet gevraagd uitzonderlijke daden te verrichten, maar wel om de kleine daden waaruit het leven bestaat uitzonderlijk te verrichten. Vrij van alle eerzucht en ego, vrij van alle eigenbelang te knielen voor de ander, hoe verkreukeld of onaantrekkelijk diens bestaan ook is. Te knielen voor de ander en zoals Jezus hun de voeten wassen, zodat ze de weg van het leven met een lichtere tred kunnen gaan, gedragen door de blik en zorg die zij hebben mogen ontmoeten.

Wij vieren de laatste avond van de Heer met de zijnen, ons worden de voeten gewassen en hij reikt ons brood en wijn, tekens van zijn zelfgave teneinde toe. Moge zijn voorbeeld en zijn voorgaan ons komende dagen blijven begeleiden opdat Pasen ons aller deel wordt. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

 

Afbeelding: Laatste avondmaal, Oleksandr Klymenko en Sonya Atlantova.

20240328 Witte Donderdag Avondmaalsviering Ex 12, 1-8+11-14; 1Kor 11, 23-26; Joh 13, 1-15

 

 

 

Boeteviering Witte Donderdag

Jezus in de woestijn, dat verhaal hebben wij op de eerste zondag van de veertigdagentijd horen voorlezen. En vandaag klinkt het opnieuw, en ook weer in de versie van Markus. Zo is de cirkel rond.  Maar daarmee is de vraag nog niet beantwoord wat dat verhaal met ons heeft gedaan in de veertig dagen die wij gaan afsluiten. Want is niet heel de Schrift opgetekend tot onze troost en lering?

Het begon er mee dat Jezus door de Geest naar de woestijn werd gedreven. Dat is een straffe maar ook opmerkelijke formulering.  Het is het vervolg van de doop van de Heer, waarbij de Geest op Jezus neerdaalde toen deze was ondergedompeld in het water en weer omhoog kwam. En met de Geest was er het woord dat hem mijn zoon, de geliefde noemde. Het zal je maar overkomen.

Geest en woord, woord en Geest, wij komen ze samen tegen op de eerste pagina van de Schrift, wanneer uit de chaos leven tevoorschijn wordt geroepen, terwijl de Geest over de wateren zweeft, als om haar te bevruchten.  Leven uit doodse duisternis. Die schepping geschiedt aan Jezus bij zijn doop. Uit God geboren en door hem genoemd: mijn zoon, de geliefde. En wie zoon zegt, heeft het over een relatie van kennen en gekend zijn, van bemind worden en beminnen. Maar dat niet alleen, wie het in de Schrift over de eerstgeboren zoon heeft, heeft het ook over de erfgenaam aan wie alles in handen wordt gelegd. Het zal je overkomen.

Die doop van Jezus moet voor hem een overrompelende ervaring zijn geweest. En nog voor hijzelf goed weet hoe en wat, drijft de Geest hem naar de woestijn, een oord dat in Israël een lange geschiedenis kent. Het is een oord van beproeving, van testen en getest worden, maar ook het oord van de eerste liefde, waar God spreekt tot het hart van zijn ontrouwe bruid[1]. Het is de plek waar je voor keuzes komt te staan en de plek waar de liefde kan opbloeien en zich niet laat afleiden.

En Markus, die geen woord teveel gebruikt- het is dan ook het kortste en het oudste evangelie, beschrijft die woestijn in een paar woorden en beelden. Het is alsof er rond die woestijn een haag staat. Aan de ene kant de Geest en aan de andere kant de engelen en daartussen de satan en de wilde dieren. Veertig dagen heeft Jezus in dat oord gewikt en gewogen, geluisterd en gevoeld wat dat woord uit de hemel voor hem betekende, wat het van hem vroeg.  Gods geliefde zoon zijn, leven uit en naar die stem, leven uit vertrouwen, leven uit genade. Durfde hij er ja op zeggen of was de aantrekkingskracht van de machten die verslinden en verdelen, wilde dieren en satan, sterker dan het woord en de Geest die spraken tot zijn hart? Welke keuze heeft hij gemaakt? Aan wie heeft hij zich gewonnen gegeven? Het vervolg van het verhaal laat het ons horen, maar ook dan ligt er nog een hele weg in het verschiet.

De Geest en het Woord, ze hebben hem innerlijk zo geraakt en gevormd dat Jezus leeft en gaat leven vanuit die overstromende bron die hem innerlijk bewoont.  ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij”, dat zijn de eerste woorden uit zijn mond als hij de woestijn verlaat. Hij zelf is de vervulling van de tijd en het rijk Gods is nabij omdat hij helemaal vervuld is van  dat Rijk, de liefde die zich onvoorwaardelijk geeft aan zondaars en heiligen, aan zieken en gezonden. In een wereld waar allerlei goden en geesten de dienst uitmaken, waar de satan met al zijn verleidelijke aanbiedingen als een brullende leeuw  mensen verslindt en angst en verwarring zaait, daar wordt Jezus doen en laten door een ander geest bepaald.

Hij begint zijn openbare leven als zoon van de Vader,  hij heeft in  de woestijn ja gezegd op zijn uitverkiezing en zijn roeping en als eersteling van de schepping zoekt hij ons te winnen voor dat verbond, voor die liefde die leven geeft en leven deelt. Geboren uit de Geest en het Woord van de Vader.

Wij staan aan het eind van ons veertigdaags verblijf in de woestijn. Was het voor ons een tijd waarin wij met Jezus het geheim van onze roeping nieuw hebben leren verstaan? Hebben wij de dagen onder geleide van de Geest doorgebracht en de stem van de Vader beluisterd en geloof geschonken? Of was het een tijd waarin wij te vechten hadden met wilde dieren, en met de leugens van satan, die verdeeldheid zaait, mensen tegen elkaar opzet en uitspeelt? Misschien hebben wij ontdekt dat het niet de een of de ander was, maar dat we in het leven van alledag met stem en tegenstem werden geconfronteerd. Laat ons dan niet wanhopen aan Gods barmhartigheid, zoals onze vader Benedictus ons bemoedigend voorhoudt in de regel[2]. En laten wij voortgaan op de weg onder het geleide van het evangelie. Hij die als geliefde zoon van de Vader onder ons zijn plaats heeft ingenomen, hij trekt met ons mee en laat dagelijks zijn stem horen: bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap, tot opstanding en nieuw leven.

AMEN.

Afbeelding: verraad van Jezus geschilderd door Oleksandr Klymenko en Sonya Atlantova

Tekst: Mc. 1,9-15

[1] Vgl Hos. 2,13vv; 11,1.

[2] RB 4,74

Preek zondag 17 maart 2024

Het evangelie van deze zondag plaatst ons in Jerusalem, de dag na de triomfantelijke intocht van Jezus in de stad, die we komende week, op Palmzondag herdenken. De religieuze leiders van het volk waren in alle staten: “de hele wereld is Hem achternagelopen ” (Joh. 12/19).

Ook Griekse pelgrims, die voor de Paasviering naar Jeruzalem zijn gekomen, bleken zeer onder de indruk. Zij waren geen joden, maar godvrezenden, heidenen, die zich hadden afgekeerd van de vele goden en zich in hun zoektocht naar de ene God tot het jodendom hadden gewend zonder echter joods te worden. Voor de joden waren zij onbesneden monotheïsten. Nu had het geloof in die ene God sommigen van hen tot Jezus aangetrokken, en zij probeerden Hem te spreken. Je voelt hun goede wil en hun gretigheid om in Jezus te geloven.

Filippus en Andreas spreken Jezus erover aan, en Hij antwoordt: ‘Dit is het uur waarop de Zoon des mensen verheerlijkt moet worden.’ Daarop volgen zinnen die benadrukken dat zijn verheerlijking zal gaan ten koste van lijden, dood en ondergang. Deze episode in het Vierde Evangelie is te vergelijken met het verhaal bij de andere drie evangelies, over Jezus’ verheerlijking op de Thabor, het openbaart zijn heerlijkheid en zijn innige band met de hemelse Vader, en de weg van vernedering en lijden

De woorden antwoord van Jezus zijn ongetwijfeld meer gericht tot de twee apostelen en via hen tot allen die Jezus willen volgen, dan tot deze paar Grieken die Jezus kwamen bezoeken. Zij leren dat om Jezus te zien en te geloven en vervolgens deel te krijgen aan zijn verheerlijking, het altijd nodig zal zijn om te weten welke de voorwaarden zijn om Jezus te volgen: “Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen. Maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort.” De betekenis van dit woord, bijna een kleine gelijkenis, valt gemakkelijk te begrijpen. De tarwekorrel draagt ​​veel vrucht als hij wordt gezaaid en sterft.  De woorden van Jezus zijn een antwoord aan de Grieken. Hij geeft zijn visie op zijn missie, zijn roeping. Hij verhult de moeilijkheid en de pijn van zijn weg niet. Hij erkent wat het hem kost om deze te gaan. Hij gaat niet Stoïcijns zijn lot tegemoet. Hij schrikt ervoor terug, heel menselijk: zijn ziel is verontrust. Over enkele dagen als zijn uur gekomen is, zullen wij getuigen zijn van zijn aangrijpende zielenstrijd. Andere evangelies beschrijven zijn doodsangst in de Hof van Olijven. Bij Mattheus lezen wij: “Ik ben bedroefd tot stervens toe”, en zijn gebed: “Vader, als het mogelijk is, laat deze beker mij voorbijgaan.” Maar ook: “uw wil geschiede.”

Hier bidt hij: “Vader, verlos mij van dit uur.” In de Hof van Olijven aanvaardt Jezus zijn lot: ‘Niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt; niet mijn wil, maar de uwe, geschiede.’ Vandaag horen wij: “Wat kan ik zeggen? Vader, verlos mij van dit uur? Maar nee! Daarom ben ik naar dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw naam.”

Net als in de tuin van Getsemane legt Jezus zich neer en aanvaardt dat zijn uur gekomen is. In Getsemane zal Hij worden getroost door een engel die vanuit de hemel aan hem verschijnt. Ook hier spreekt een engel hem vanuit de hemel toe en troost hem namens de Vader. De twee scènes lijken dan ook erg op elkaar. Als het Vierde Evangelie het tafereel van Jezus’ lijden in Getsemane niet vermeldt, komt dat ongetwijfeld omdat het dit andere tafereel, dat een paar weken vóór dat van Getsemane plaatsvond, al had weergegeven en dat beide scènes zo op elkaar leken dat dit niet meer herhaald hoefde te worden. In de evangeliën blijkt op vele plaatsen dat Jezus gedurende geheel zijn openbare leven zijn gewelddadig einde voorziet en dat Hij dat wel moedig tegemoet gaat, maar niet stoïcijns, dat Hij zich heel menselijk angstig voelt, bedroefd, ontredderd. In de tuin van Getsemane, de Hof van Olijven, komt die strijd tot een hoogtepunt, vecht Hij tegen de verleiding om zijn roeping als lijdende Messias op te geven: “Vader, als het mogelijk is, laat dit uur aan mij voorbijgaan.” Hij spoort de apostelen aan om voor hem en voor zichzelf te bidden, zodat noch hij, noch zij voor de verleiding bezwijken. Vanaf het begin van zijn openbare leven tot aan de vooravond van zijn lijden heeft Jezus moeten vechten met zijn roeping als lijdende Messias. In de Hof van Getsemane bereikten deze verleiding, zijn angst en zijn droefheid hun hoogtepunt, zozeer zelfs dat Jezus tot de Vader bidt om verlossing van dit uur, het uur van zijn naderende dood.  Lucas vertelt dat Jezus wanneer Hij nog onderweg is naar Jeruzalem al sprak over deze angst in het aangezicht van de dood: “Ik moet een doopsel ondergaan, zei hij daar, en hoe beklemd voel Ik mij totdat het volbracht is.” Het doopsel dat Jezus moet ontvangen is het doopsel van het bloed, waardoor Hij aan het kruis zal sterven. Vertelt de tweede lezing van deze zondag ons niet hetzelfde, wanneer er wordt gesproken over de kreten en tranen, de gebeden en de smeekbeden van Jezus tot God, tot degene die hem van de dood kon redden? De brief aan de Hebreeën verwijst hier naar het gekwelde gebed van Jezus in de Hof van Olijven. En dit gebed van Jezus werd verhoord in de zin dat Jezus getroost werd, en dat Hij, door zich te onderwerpen aan de wil van de Vader en te gehoorzamen tot de dood, de oorzaak van de verlossing voor ons allen werd: als de graankorrel niet in de aarde valt, en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft, draagt ​​hij veel vrucht.

Dit gold voor Jezus. Dit geldt ook voor ons. De aanwezigheid van het lijden, de onvermijdelijkheid van fysieke pijn, maar ook de aanwezigheid van vijandschap en haat, van oorlogen en geweld het is voor ieder van ons een mysterie en een schandaal, een steen waaraan wij ons stoten en waarover wij struikelen. Wij hebben moeite dit in overeenstemming te brengen met Gods Voorzienigheid en almacht. Jezus lost dit mysterie niet op. Maar Hij gaat ons wel voor. Hij toont ons de weg, Hij gaat met ons mee, Hij is onze weg.

“De hele wereld loopt Hem achterna” zeiden zijn vijanden. Mocht dat zo zijn, dan zou de wereld zijn gered. Laten wij bidden dat wij Jezus nabij blijven in leven en in sterven, tot heil van ons zelf en van velen, en dat zijn heilig lijden de zinloosheid van het geweld en de machteloosheid van het mateloze lijden mag genezen en heiligen, en de slachtoffers mag binnenleiden in het hemels Koninkrijk.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 5_40dagentijd B 17-03-2024

Preek 10 maart 2024

Deze week las ik van een preek-deskundige de goede raad: “begin nooit met een preek voordat je weet welke je twee slotzinnen zullen zijn.”

Ik moest dus wel  nadenken over het eind van deze preek, en ik heb er notitie van genomen.

Johannes heeft ons niet alles overgeleverd wat hij van de Heer heeft meegekregen. Hij schrijft immers aan het einde van het Vierde Evangelie dat de wereld te klein zou zijn om alle boeken te bergen die dan geschreven zouden moeten worden! Maar hij noteert bepaalde woorden en daden die heel bijzonder indruk op hem hebben gemaakt. Vandaag horen wij een van die uitspraken.

In het evangelie van deze zondag zien we Jezus op niet alledaagse wijze in gesprek met een niet alledaagse man.

Meestal, spreekt Jezus tot zijn leerlingen of tot de menigte, helder en duidelijk, ook al spreekt hij doorgaans in gelijkenissen. In parabels, in   eenvoudige verhalen, die je bijblijven, die gemakkelijk te onthouden zijn, maar om ze te doorgronden, hun diepte te begrijpen hebben we een lange weg te gaan.

Het gesprek met de bijzondere en belangrijke bezoeker waarover wij vandaag horen, die in de nacht bij Hem komt, moet op Johannes diepe indruk hebben gemaakt. Hij vertelt het in een van de eerste hoofdstukken van het Vierde evangelie. Jezus ontvangt een voorname Farizeeër, een lid van de Raad, het ‘Sanhedrin’, met de Griekse naam, Nikodemus, op wie Hij zoveel indruk maakt dat deze ook weer aanwezig is bij zijn sterven en assisteert bij zijn graflegging. Jezus spreekt over duister en licht, over de zwakheid van mensen maar over de kracht van Gods liefde.

Hij zegt: ‘Mensen houden meer van de duisternis dan van het licht, omdat hun daden slecht zijn.’ Maar Hij zegt ook: ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door Hem te redden.’

Dat is de liefde die God toont, en die liefde vraagt ons antwoord. Als we dat doen, gaan er geen mensenlevens verloren, bouwen we mee aan Gods huis van liefde en barmhartigheid. Maar als we dat niet doen, als we dus niet echt houden van Gods licht van liefde en vrede, komen we in de duisternis terecht. De duisternis van egoïsme en van oordelen en veroordelen. Dan leven we in isolement in een leven zonder liefde, zonder vreugde, zonder vrede met onszelf en onze medemensen. Maar die duisternis zien we nog veel meer in Rusland, Israël, Iran en zoveel andere landen waar misdadige maffiaclans aan de macht zijn.

Hij spreekt over de verheffing van de Mensenzoon op het kruis. En Hij verwijst naar het verhaal van de koperen slang in de woestijn. Op weg van de berg Hor in de richting van de rietzee begon het volk te morren, de Heer zond toen giftige slangen waardoor velen werden gebeten en stierven (Num. 21, 6). Ik las ergens dat die slangen, als zij zich hadden vastgebeten,  voorzichtig dienden te worden verwijderd, anders bleef hun kop steken in de wonde van de beet en stierf het slachtoffer. De manier om dit te doen was door het lichaam van de slang op een stok te winden en die langzaam te draaien.

Die omhoog gegeven slang, waarmee Mozes toonde hoe de mensen de slang die hen bedreigde konden overmeesteren werd tot een symbool van de genezende kracht, van Mozes, van God. En Jezus leert dat wij zo naar Hem moeten opzien als symbool van liefde en overgave. Naar Hem opzien, en het kwaad de nek omdraaien. Hij toont tot op het kruis zijn vertrouwen in Gods genezende liefde.

God houdt van ons op een heel reële manier, en ook wij moeten voor onze liefde tot God heel concrete vormen vinden. Onze katholieke traditie kent het crucifix, de lijdende Jezus aan het kruis gespijkerd om onze zonden uit te boeten. Het kruisbeeld hangt aan iedere wand om dit te laten zien. Om ons in te prenten: zozeer heeft God de wereld liefgehad… Tot voor kort vond je in de woningen van katholieke mensen, en in alle kerkelijke instellingen, scholen clublokalen, waar dan ook een kruisbeeld. De protestanten kozen voor het lege kruis. De mens wordt immers  gerechtvaardigd zonder enige bemiddeling, de reformatoren schuwden de bijgelovige praktijen waartoe sommige katholieken helaas geneigd waren. Heel recent is er een mooi boek verschenen over de geschiedenis van het kruisbeeld: Alfred Bronswijk, `Biografie van een symbool’. Hij beschrijft dat het kruisbeeld met de afbeelding van een lijdende Christus in het eerste millennium nog onbekend was. Christus werd toen triomfantelijk voorgesteld, als een keizer op zijn troon. Pas na 1000 kwam de devotie voor zijn lijden, voor zijn zwakke menselijkheid, zijn kwetsbaarheid. Juist daarin is zijn liefde voor de kleine mens zichtbaar.

Of Jezus nu wordt voorgesteld op het kruis als heerser, zoals in Byzantium, of in zijn bitter lijden zoals op het altaarstuk van Grünewald, het is de Mens geworden Zoon van God, die zijn leven geeft uit liefde, het vlees geworden bewijs dat God ons  liefheeft, en tot iedere prijs wil redden. Dat menselijk leven Hem alles waard is. God heeft zijn Zoon aan de mensheid toevertrouwd. Hij weet wat er schuilt in mensenharten, maar Hij heeft het er voor over gehad. Het is Hem de prijs waard. Zozeer heeft God de wereld lief, zoveel houdt Hij van ons, zozeer vertrouwt Hij ons.  Tegenwoordig zijn veel jonge echtparen bevreesd om een kindje te krijgen. Wat voor een toekomst zal het hebben in deze wereld? Heeft een kind nog de mogelijkheid gelukkig te worden? Ook nu belooft het evangelie  eeuwig leven aan wie durft geloven in God, durft geloven in zijn Zoon die zich heeft laten kruisigen. Het belooft toekomst aan wie gelooft dat onze weg gaat vanuit het duister naar het licht, door verdrukking en lijden, en dat ieder die het goede doet op weg is naar dat licht.

Zrs. en brs. Jezus heeft ons verlost door zijn vertrouwen dat Gods licht alle duisternis overwint. In het begin van de schepping scheidde de Heer het licht van de duisternis, bij de voltooiing zal Hij een nieuwe scheiding brengen en ieder die Hem gelooft eeuwig leven geven.

Hoeveel duisternis, doodsdreiging, geweld er is in de wereld vandaag: laten wij ons niet bang maken maar durven kiezen voor de weg van God, de weg van liefde en van vertrouwen.

Ik kom zo toe aan mijn slotzin, waarop u natuurlijk wacht. Wie kent niet de beroemde en zo ware uitspraak van de Russische schrijver Dostojewski: de wereld zal gered worden door de schoonheid? Wie een bijdrage kan leveren aan die schoonheid is een gezegend mens. Maar tot ons allen, die licht zoeken in deze donkere wereld wordt vandaag gezegd: Laetare! Weest opgetogen en geniet van de overvloedige troost die u geboden wordt. Dat zeggen onze voorgangers die door grote verdrukking zijn gegaan, die allerhande rampen hebben doorstaan, maar die hun kracht hebben gevonden in het geloof. Weest blij en verheugt u, dat zegt onze paus Franciscus. Onze wereld is vol valse vreugde, zij hongert naar echte vreugde, de vreugde van het Evangelie, de vreugde van de redding door Jezus Christus. Hij geeft ons toekomst, hij geeft ons hoop. In Gods liefde is ons behoud.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 4 40-dagentijd Laetare 10-03-2024

2 kron.36, 14-16+19-23; Ef. 2, 4-10; Joh. 3, 14-21 

Preek 3 maart 2024

In de liturgie van de zondagen gedurende de 40-dagentijd zit een weldoordachte ordening die ons doet opgaan naar het Paasfeest, en ons binnenleidt in de diepe betekenis van wat wij mogen vieren.

Op de eerste zondag hoorden wij over het eerste verbond van de Heer met Noach en alle levende wezens; de vorige zondag stond het offer van de Veelgeliefde Zoon centraal, de binding van Isaac op de berg, de beproeving van zijn vader Abraham, en de belofte van God die zijn zegen toezegde en zich met Abrahams nakroost verbond. En vandaag wordt in de eerste lezing de decaloog gelezen, de wetgeving van de Heer op de Sinaï, opnieuw een topervaring van het uitverkoren volk. Deze lezingen hadden een catechetisch doel; zij leidden in vroegere tijden de aspirant-christenen die in de Paasnacht het heilig doopsel zouden ontvangen binnen in de betekenis van de kerkgemeenschap, die wordt gevormd in Jezus Christus, gegrondvest en gevoed in zijn sacramenten. Die gemeenschap is een grote genade, een gave van Gods wijsheid, maar hoe anders dan wij mensen ons daarvan voorstellen! Dat benadrukt de tweede lezing die wij hoorden, uit de brief van Paulus aan de christenen van Korinthe. Deze waren eerder uitvoerig door de apostel onderricht en in zijn brief getuigt hij dat zij rijk begiftigd waren met alle gaven van deugd en kennis. Maar na het vertrek van Paulus was de gemeente in de ban geraakt van het optreden van de briljante prediker Apollo. Deze charismatische prediker verkondigde een schitterende leer waarin evenwel geen plaats was voor een lijdende Messias, een gekruisigde Christus. Wat wij de vorige week hoorden: de beproeving van Abraham, de openbaring op de Tabor dat Jezus ondanks zijn nederige gestalte Gods veelgeliefde Zoon was, in wie de goddelijke glans die op de Tabor even aan het licht kwam, schuil ging in de ontlediging van  zijn lijdende mensheid, dus dat in onze heilsgeschiedenis het Kruis, het lijden, een belangrijke plaats inneemt, dat paste niet in de visie van Apollo. Maar voor Paulus schuilt daarin juist de kern van de verlossing. `De wijsheid van God is wijzer dan de mensen, en de zwakheid van God is sterker dan de mensen’. Het kruis staat centraal in de prediking van de apostel. De kerk heeft deze leer tot de hare gemaakt. Broeders en zusters, ook voor ons is die boodschap niet zo aangenaam. Veel van onze tijdgenoten en misschien wij zelf niet minder, zoeken ons heil waarschijnlijk ook liever in de schoonheid, de kunst, de wonderen van wetenschap en techniek, en inderdaad is dat alles een gave van Gods scheppende goedheid, ons van harte gegund en kan het een toegangspoort zijn naar het beleven van godsnabijheid. Indrukwekkend ook, reden tot bewondering en dankzegging. Maar gered worden wij door het kruis, door de geduldige liefde die zich helemaal geeft, door de verborgen en nederige goedheid. Een samenleving die enkel waardeert wat briljant is, maar verstoot wat zwak is, hulpbehoevend en misschien onaantrekkelijk, mist de dimensie die het leven een mystieke diepte geeft, die het heilig maakt, waarin het goddelijke ons nabij komt. Wij komen God niet nabij waar wij trots zijn op onze  prestaties, wij leren God kennen als een nabije God waar wij dankbaar erkennen dat wij alles danken aan een mysterie dat ons te boven gaat.

Dat brengt mij bij de evangelielezing van deze zondag. Daar bezoekt Jezus de tempel te Jeruzalem, het centrum van de  godsdienst van zijn volk, en wel voor het grootste feest het paasfeest. De synoptische plaatsen deze episode vlak voor Jezus’ einde. Het Vierde Evangelie vertelt dit helemaal in het begin van Jezus openbare leven, bij zijn eerste bezoek aan Jeruzalem. Zoals Jezus even verderop in het Vierde evangelie aan de Samaritaanse vrouw aankondigt dat met Hem het uur gekomen is waarop de ware aanbidders de Vader niet meer zullen aanbidden op een bepaalde plaats, maar “in Geest en waarheid”, zo openbaart Hij hier dat met zijn aanwezigheid de tempel overbodig is geworden. Inderdaad, Bijbelkenners zien hier een verwijzing naar het einde van de  profetie van Zacharia over de voltooiing van het Messiaanse rijk in de eindtijd, dan zal er niet meer gekocht en verkocht worden in de tempel. De tempel wordt vervangen door een nieuw heiligdom, een geestelijke tempel: Jezus, en wel de Jezus zoals Hij wil zijn, de Zoon, verbonden met de Vader, en in zijn Persoon allen die geloven in Hem opnemend. Jezus die verbondenheid brengt, die verzoent en verenigt.

U herinnert zich de prachtige episode uit het Lucasevangelie waar Jezus na zijn Verrijzenis optrekt met de Emmaüsgangers. “Wij leefden in de hoop dat Hij degene zou zijn die Israël zou verlossen.” Jezus heeft de mensheid nieuwe hoop gebracht. Hij heeft het lijden niet weggenomen maar perspectief gegeven. Zo gaan wij Pasen tegemoet, als mensen van hoop. Het leed, het onrecht, alles wat scheef zit of tegenzit in het wereldgebeuren of in ons dagelijks bestaan, het kan ons niet ontmoedigen, omdat wij mogen vertrouwen in Jezus die ons niet zal teleurstellen, maar ons deel geeft aan eeuwig leven in Gods heerlijkheid.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 3 40-dagentijdB 3 maart 2024

Ex. 20, 1-7;1 Kor.1, 22-25; Joh. 2, 13-25

Preek 25 februari 2024

Vorige week zijn wij de veertigdagentijd begonnen in de woestijn. Dat is in de Schrift geen paradijselijke plek, maar een oord van beproeving en van onderscheiding. Wij zagen er Jezus een soort retraite doormaken na zijn doop in de Jordaan. Een veertigdaagse vooraleer zijn publieke optreden te beginnen.

Vandaag betreden wij heel ander terrein. Liefst tweemaal worden wij een berg opgeleid. Wij gaan de hoogte op, wij hebben een hele klim te maken. Eenmaal met Abraham en eenmaal met Jezus. Tweemaal de berg op, maar wat een verschil. De eerste keer is het een klim in het duister, terwijl de tweede baadt in licht. We herkennen dat vermoedelijk. Soms zie je tegen het leven op als tegen een berg en is het een zware en moeizame klim, en soms loop je met het hoofd in de wolken en beklim je de berg van je dromen met een groots vergezicht.

Onze reis begint vandaag met de zware klim van Abraham. Het heeft hem in zijn leven niet meegezeten. Hij heeft ooit alles achter zich gelaten, door een innerlijke stem geraakt die hem een gezegende toekomst beloofde. Maar het is anders gelopen dan verwacht. En de zoon der belofte heeft lang, al te lang op zich laten wachten. En nu is er opnieuw die innerlijke stem. Abraham krijgt te horen dat hij de jongen moet offeren op de berg. Dat woord is kruisigend , onbegrijpelijk ook voor hem, en hoe zal hij dat kunnen? Het snijdt door zijn hart. Wie vraagt  zo iets? Zo iets kan God toch niet vragen? Hij is toch een God van levenden en hij wil toch niet de dood van zijn zoon? Wat blijft er dan nog over van die belofte? Wat moeten wij met dat verhaal, wat moeten wij met zo’n God?

Het wordt een zware klim en onderweg wordt er vrijwel niets gezegd. Wat valt er trouwens te zeggen? Abraham gaat, maar hij begrijpt het niet en hij hoopt tegen alle hoop in. Hij heeft het na de geboorte van Isaak allemaal voor zich gezien. Toen het kind er eindelijk was, wist hij dat de toekomst veilig was gesteld. God doet zijn woord gestand. Kinderen komen van God, zij zijn niet ons eigendom. Ook Abraham heeft hem gekregen en nog wel in zijn ouderdom, een Gods geschenk. En nu, nu moet hij hem offeren. Maar daarboven op de berg, op het kritieke moment, is er opnieuw de stem en die bevrijdt hem van een dodelijke last. Het kind van de belofte wordt van zijn banden ontdaan. God bevrijdt de jongen uit de hand van Abraham, Isaac zal zijn eigen weg gaan. Als kind van de belofte, maar niet zoals Abraham het had gedroomd of gedacht.  Die weg van Abraham, brs en zrs, is de onze. Daarom ook heet hij vader van alle gelovigen. In zijn weg van vallen en opstaan, van ongeduld en wachten, zien wij onze weg. In een wereld waarin wij alles menen te kunnen maken en regelen, op onze tijd en onze wijze, dienen wij te leren los te laten om God geschiedenis te laten schrijven met het leven, met mensen die ons zijn toevertrouwd. Dat is een hele weg, het is ook een lang innerlijk gesprek.

En dan die andere berg, waar alles baadt in licht. Hier is het niet de vader die de berg opgaat en die moet leren loslaten, hier zien wij de zoon van de belofte de berg opgaan. Hij gaat niet met een zware tred. Hier gaat iemand de berg op die zijn roeping, zijn bestemming heeft aanvaard, er ja op heeft gezegd op grond van een overrompelende ervaring bij de doop. Hier geen worsteling maar een opgenomen zijn in het licht.  Wij zien hoe Jezus de drie uitverkoren leerlingen meeneemt de berg op om hen een blik te gunnen op zijn ware gestalte. Zij gaan er de berg voor op, weg uit de drukte van het alledaags bestaan. Deze intimiteit verdraagt geen afleiding en entertainment.  En daar op de berg werd Jezus voor hun ogen van gedaante veranderd, hij onderging een metamorfose staat er in het Grieks. Die metamorfose is voor de leerlingen bestemd, zoals ook Elia en Mozes er voor hen zijn. Heel dit gebeuren is niet om Jezus, maar om de leerlingen binnen te leiden in het geheim van Jezus’ persoon en hen te bemoedigen voor de weg die hun te wachten staat. Hoe donker de weg van Jezus ook zal worden, hoe geschonden zijn aangezicht straks ook zal zijn, Jezus gaat die weg vrij en in overgave aan de Vader om het licht van Gods liefde te laten zegevieren, tot in de dood.  Zoals Abraham zijn droom omtrent de toekomst moest loslaten, vertrouwend op Gods woord, zo zullen de leerlingen en wij met hen ons in de nacht mogen vastklampen aan de schittering op de berg. Zij zien Jezus’ aardse gestalte helemaal opgaan in de schittering van het onvergankelijke licht. Licht uit Licht.

En bij de straling voegt zich het woord vanuit de wolk.  De schittering wordt gezien maar verbergt tegelijk het onzienlijke van Jezus’ persoon. Maar het woord maakt deelgenoot van wat niet gezien wordt. ‘Dit is mijn Zoon, de welbeminde, luistert naar hem’.   Dat woord had Jezus bij zijn doop gehoord, nu wordt het aan de drie leerlingen toevertrouwd. Wie naar Jezus luistert, hoort het woord van de Vader. En zo worden wij door Jezus binnengeleid in ons eigen zoon en dochter zijn van de Vader, in de bron van ons bestaan.

Ze hadden het visioen willen vasthouden en Petrus stelde voor drie tenten te bouwen, maar het leven laat zich niet vasthouden, de realiteit van alle dag herneemt zijn loop. Het visioen is verdwenen, maar het woord blijft in hun oren klinken: ‘luistert naar hem’. Luisteren, nog niet spreken en verder vertellen, want er is nog een hele weg te gaan vooraleer het licht van Pasen alles zal verlichten.

Wij vervolgen onze weg samen met de leerlingen, met de pelgrimsweg in het hart en met  de bemoediging ons op de berg geschonken. Wij volgen met de leerlingen  Jezus op zijn weg, waarop hij ons zal laten zien wat ware liefde en ware vrijheid is, en wij voegen ons in het spoor van Abraham, vader van alle gelovigen, om door alle ervaringen van loslaten en sterven heen deel te krijgen aan de volheid van Gods belofte, het leven in het klare Licht. AMEN

Abt Thijs Ketelaars

B40d2 Gen 22; Rom 8; Mc 9,2-10

Preek 18 februari 2024

Afgelopen woensdag zijn wij de 40-dagentijd begonnen. 

In een abdij is dat een sterke tijd, die je samen beleeft. Veel gelovigen staan er alleen voor, zeker als kerkgebouwen  sluiten en je de vertrouwde omgeving van het parochieverband mist. Dat is misschien een stukje woestijnervaring delen met de Heer die door de Geest naar de woestijn gedreven werd. Hij is naar ons toegekomen in onze verlorenheid en afgedaald in onze diepte, zoals we hoorden in de tweede lezing bij Paulus, om verbinding te brengen. Het geloof brengt mensen samen, maakt ervan bewust dat wij bij elkaar horen en tot Godsvolk zijn gemaakt. Een kerkgebouw beeldt dat uit. Het is niet alleen `zomaar een dak boven wat hoofden’, de toren wijst naar omhoog en het gebouw is er om ruimte en bescherming te bieden aan de gemeenschap. 

Kort geleden werd in de krant geschreven over de klokken van de Westertoren in Amsterdam. Tijdens de restauratie van de toren waren de klokken lange tijd stil. Dat was voor iemand die er blijkbaar last van had dat de klok ook ’s nachts de uren sloeg, aanleiding om een actie te starten om ook in de toekomst ’s nachts niet meer te luiden, zodat hij of zij rustig kon  blijven slapen. Het leverde een storm van protest op. In een grote stad is altijd geluid en voor veel mensen waren die klokken juist heel dierbaar. Sommigen werden juist wakker omdat de klok niet sloeg op het gewone uur. Kerk en samenleving. Is de kerk verbindend? Hebben wij haar nodig of is zij overbodig? De monniken van de byzantijnse ritus kennen net als wij, het gebruik van kerkklokken, en maken er bij grote feesten uitbundig gebruik van. Voor de aankondiging van gewone gebedsdiensten gebruiken zij het simandron, een houten of metalen plaat waarop met een hamer ritmisch wordt geklopt. Dat symboliseert de oproep van Noach die de dieren bijeenbrengt in de ark van het behoud. De kerk is die ark, die allen samen brengt om ons te sparen voor de zondvloed, en veilig koers zet naar het land van belofte waar God redding brengt en zijn vredeboog gespannen heeft, waar Jezus, die zetelt aan Gods rechterhand ons wacht. 

Kerkzijn betekent: Samen luisteren, samen bidden, samen zingen, samen vieren, je samen engageren voor vrede en gerechtigheid. Goed om dat deze 40 dagen te overwegen. 

De samenkomst als kerkgemeenschap is belangrijk. Wij kunnen daarover veel leren van onze broeders en zusters uit de Oosterse traditie die op zondag samen komen om God te eren, maar ook om die gemeenschap te beleven, met elkaar uit te wisselen, te delen. De kerkgebouwen van de Oosterse christenen hebben ook ruimte om ontspannen samen te zijn, om te leren, om in parochieverband actief te zijn op allerlei gebied. En daarnaast is er veel meer dan bij ons, de traditie van het vasten bewaard als een serieuze voorbereiding op de grote kerkelijke vieringen. Jezus zelf heeft het voorbeeld gegeven van samen optrekken, maar ook de waarde laten zien van een tijd van retraite. 

Gedurende heel zijn openbare leven, waarin Hij weldoende rondging, velen genas, en voor iedereen woorden van opbeuring en troost sprak, werd  Jezus omringd door zijn leerlingen en een menigte die Hem volgde, en tegelijk omringd door onbegrip, door toenemende vijandschap en haat. Rondom Hem  werd het net dichtgetrokken, met de bekende dramatische afloop. En Jezus wist dit vanaf het begin. 

Nadat Johannes Hem gedoopt had in de Jordaan, zo schrijft het Evangelie, dreef de Geest Jezus naar de woestijn.  Veertig dagen bracht Hij daar door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Die periode was zeker geen vakantie, geen weldoende rust, zoals gasten die zich  enkele dagen terugtrekken in een abdij. Het was een snoeiharde woestijnervaring, Hij was zonder gezelschap van mensen, maar werd beproefd en belaagd  door de satan in persoon, de boze, listige doodsvijand. Die had in het paradijs weinig moeite met het eerste mensenpaar te bedriegen, maar Jezus weerstond hem, 40 dagen lang. Een bittere strijd, zoals Hij die nog eenmaal zou moeten voeren in de laatste nacht van zijn leven, in Getsemane, waar zijn ziel dodelijk bedroefd was en Hij de Vader smeekte of de kelk niet aan Hem voorbij mocht gaan: “maar niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt.” Marcus schrijft hoe nu, als Jezus de satan heeft weerstaan, engelen komen en Hem hun diensten bewijzen. Ook staat er dat Hij verbleef met de wilde dieren, wat wel wil duiden op het herstel van de paradijssituatie van volmaakte vrede en harmonie. In de geschiedenis van het monnikendom is die vriendschap met de dieren een constante. Deze Godzoekers straalden zoveel vrede uit dat de dieren daarvoor gevoelig waren, wat zorgde voor paradijselijke taferelen. In de levens van de heiligen vinden wij verhalen over vriendschap met een leeuw, een beer, met slangen, of denk aan Franciscus en de wolf van Gubbio..  

De overwinning van Jezus in de woestijn, deze vrede met het dierenrijk en de harmonie  met de hemelmachten, afspiegeling van een innerlijke harmonie met onze menselijke hartstochten, is in de wereld vandaag nog allerminst gerealiseerd. Nu niet en ten tijde van Jezus’ leven ook niet. Dat bleek wel uit de gevangenneming van Johannes. Jezus kondigt de nabijheid aan van het Rijk Gods, en in zijn Persoon was dat ook aanwezig, maar het wordt pas realiteit onder de mensen, onder ons, als wij ons daarvoor open stellen, en de beproeving hebben doorstaan. Daarom luidde zijn boodschap, en die klinkt tot vandaag: “bekeert u, en gelooft in de blijde boodschap.” Of juister vertaalt: vertrouwt op het goede nieuws. 

Het vertrouwen op Gods solidariteit met ons geeft ons moed om ons te blijven inzetten, zowel in ons alleen zijn als verbonden met elkaar, en te blijven hopen op een wereld waarin mensen elkaar tot steun zijn, waarin de vijandschap en de wreedheid het afleggen tegen de solidariteit van de kinderen Gods. Daartoe sterke onze deze viering.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 18 februari 2024 eerste zondag veertigdagentijd 

Genesis 9, 8-15; 1 Petr. 3, 18-22; Mc. 1, 12-15. 

 

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden